N-VA maakt brandhout van meldingsplicht risicovolle medische praktijken buiten het ziekenhuis

Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Jo Vandeurzen (CD&V) bereidt een ontwerp-decreet voor dat zorgverleners en privé-klinieken met een 'risicovolle medische praktijk' buiten het ziekenhuis verplicht om zich bij de overheid te melden. Het decreet zou nog voor het einde van het jaar van kracht worden. Artsen en andere zorgverleners die er zich niet aan houden, riskeren fikse boetes. In een opiniestuk in 'de Specialisten' maakt N-VA-senator en arts Louis Ide er brandhout van. “De intentie is goed maar het voorontwerp laat vele kansen liggen”, dixit de gezondheidsspecialist van N-VA.
Wie de kwaliteit in de gezondheidszorg wil verzekeren, legt de lat voor élke zorgverstrekker even hoog. Iedereen die met geneeskunde bezig is, dient immers kwaliteit na te streven en dit volgens de principes van Evidence Based Medicine. Het blijft me dan ook verbazen wanneer een onderscheid wordt gemaakt tussen zorgverstrekkers onderling, zoals artsen' style='color:#00896e;border-bottom:1px dotted #00896e;'>artsen, tandartsen, kinesitherapeuten… enerzijds, en tussen extra-muros en intra-muros zorgverstrekkers anderzijds. In zijn voorontwerp van decreet beperkt Vandeurzen zich tot een niche in de extra-muros gezondheidszorg, waardoor hij de kans mist om tot een algemeen beleid te komen. Want of het nu over een solo-huisarts, een vroedvrouw, tandarts, esthetisch chirurg in een privaat ziekenhuis of de ziekenhuisarts gaat. De regels moeten voor iedereen dezelfde zijn.

De controle kan gebeuren door het agentschap Zorg & welzijn van de Vlaamse Gemeenschap. Het agentschap is gemachtigd - net zoals dit nu al voor de ziekenhuizen gebeurt - visitaties te organiseren met als oogmerk de kwaliteit in de ziekenhuizen te verbeteren. Het agentschap zou dus evengoed de tandarts op een niet aanvallende manier kunnen controleren op de regels van de ziekenhuishygiëne, het rusthuis en cra-arts kunnen controleren op een degelijke hygiëne én antibioticabeleid, alsook de private klinieken kunnen controleren om te bekijken of aan alle randvoorwaarden voldaan wordt om tot een goede kwalitatieve zorg te komen, enzovoort.

Want wat is erger: de dame die in een privaatkliniek onverwachts het leven laat tijdens een borstvergroting of een huisarts die de elementaire principes van hygiëne niet respecteert en daardoor tientallen patiënten besmet met hepatitis B? Of een tandarts die door het niet respecteren van de hygiëne-regels hepatitis C verspreidt? Deze twee situaties zijn minstens even dramatisch als een patiënt die sterft naar aanleiding van een cosmetische ingreep. Risicovolle medische praktijken zijn dus bijzonder moeilijk te definiëren. Met dit toch te proberen, maakt de minister het zichzelf nodeloos moeilijk.

Bovendien laat jo vandeurzen in dit decreet de “niet bevoegden”, die onterecht gezondheidszorg verstrekken, met rust. Opnieuw een gemiste kans, want hier is wel degelijk werk aan de winkel. Als het niet melden van een “extramurale risicovolle medische praktijk” (wat dat ook moge zijn) leidt tot administratieve boetes, waarom dan niet het onwettig uitoefenen van de geneeskunde bestraffen? Dat zou al een hele stap voorwaarts zijn, ook al bewegen we ons hier op de rand van de Vlaamse bevoegdheden.

Door het KB 78 weten we wie een erkend zorgverstrekker is, maar deze lijst is allesbehalve volledig. Dus nu we het toch over gemiste kansen hebben, waarom heeft Vlaams minister Vandeurzen dit decreet niet aangegrepen om een duidelijk signaal te geven aan de federale overheid over hun gelanterfanter op gebied van erkenningen? Bepaalde zorgberoepen worden immers nog niet as such erkend, maar verdienen desalniettemin toch een plaats in het landschap der gezondheidzorg. Ik denk hier in de eerste plaats aan de klinisch psycholoog. De Vlaamse regering heeft niet de bevoegdheid om de klinisch psycholoog te erkennen, maar het staat de Vlaams minister voor welzijn en Volksgezondheid wel vrij om de klinisch psycholoog uit te sluiten van de lijst van “niet bevoegden” in de uitoefening van de gezondheidszorg. En dat gebeurde dus niet.

Nu wil ik niet gaan muggenziften, maar Vandeurzen mist hier ook de kans om meteen verschillende acties uit het Vlaams regeerakkoord uit te voeren. Immers, om alle zorgverstrekkers op gelijke basis te behandelen dienen met dit decreet àlle medische praktijken geïnventariseerd te worden vertrekkende vanuit de zorgverstrekker. Is het dan niet de ideale gelegenheid om de zorgverstrekkers te bevragen via een webmodule, waar via de e-ID op eenvoudige wijze kan ingelogd worden? Dit is voor Vlaanderen de kans bij uitstek om via vaste vooraf gedetermineerde keuzeopties een zicht te krijgen op wie, wat, waar en hoeveel doet. Net deze informatie heeft men nodig om een adequate planning van de zorgverstrekkers te kunnen realiseren zoals gestipuleerd in het Vlaams regeerakkoord. Alleen zo kan Vlaanderen eindelijk ook adequate plannen uitwerken voor de toekomst. Iets wat tot nu toe onmogelijk bleek omdat het federale niveau geen werk maakt van het kadaster der zorgverstrekkers. Spijtig, ook hier laat Vandeurzen de grond braak liggen.

Tenslotte had er wat mij betreft een positieve incentive mogen vasthangen aan dit initiatief in plaats van louter “bestraffend en belerend” te zijn. De bevraging zou bijvoorbeeld kunnen uitmonden in een website waar alle zorgverstrekkers die zich gemeld hebben, opzoekbaar zijn voor het publiek. Niet in zogenaamde populaire ‘hitlijsten’, maar individueel opvraagbaar. Het signaal zou duidelijk zijn: deze zorgverstrekkers stellen zich open voor kwaliteit en controle, waardoor patiënten misschien sneller geneigd zullen zijn deze zorgvertrekkers op te zoeken. Natuurlijk dient zo’n initiatief gedragen te worden door de zorgverstrekkers zelf en wordt daarom best ook de Orde der Geneesheren betrokken. Dat had men in de voorbereidende gesprekken van het decreet trouwens sowieso moeten doen. Zij hebben immers het beste zicht op de zorgverstrekkers. Een zoveelste gemiste kans.

De beweegredenen van Vlaams minister Vandeurzen zijn lovenswaardig, maar de gemiste kansen spijtig genoeg bijzonder talrijk. Beseffende dat ook mijn voorstellen niet zaligmakend zijn, meen ik toch dat men ruimer, meer coherent, niet-discriminerend en positiever had kunnen landen. Ik betreur dan ook dat het voorontwerp van decreet in een beslotenheid werd gecreëerd en dat men te weinig open stond voor een toekomstgerichte brede visie.
05 apr 2011 10u23
zie ook rubriek