Ouderen lopen hoog risico op ondervoeding

Eén op twee ouderen die in een ziekenhuis opgenomen worden voor een operatie, loopt een hoog risico op ondervoeding. Ook in rusthuizen en in de thuiszorg lopen ouderen dit risico. Dat stelde Bart Geurden (UZA/UAntwerpen) vast in zijn doctoraatsonderzoek. Er wordt te weinig gescreend op ondervoeding. Daardoor blijft dit vaak onbehandeld met een langere herstelperiode en complicaties tot gevolg.
ondervoeding komt in toenemende mate voor bij ouderen en is meestal gerelateerd aan ziekte. Ondervoede ouderen hebben een tekort aan energie, eiwitten en andere voedingstoffen. als ze in een ziekenhuis worden opgenomen, herstellen ze langzamer en ontwikkelen ze vaak meer complicaties, waardoor ze langer in het ziekenhuis moeten verblijven. Bart Geurden (uza/UAntwerpen, onderzoeksgroep verpleegkunde en Vroedkunde) onderzocht in zijn doctoraatsstudie hoeveel ouderen risico lopen op ondervoeding. Promotor is prof. Dirk Ysebaert, hoofd van de dienst hepatobiliaire en endocriene heelkunde in het uza.

“We gingen zowel in ziekenhuizen, als in de thuiszorg en in rust- en verzorgingstehuizen na wat het risico op ondervoeding bij ouderen was”, vertelt Geurden. “Bij 29% van de zelfstandig thuiswonende ouderen die beroep doen op thuisverpleging, stelden we een hoog risico op ondervoeding vast. Deze patiënten hebben meer eetproblemen, zoals moeilijkheden met kauwen of slikken, en verlies van eetlust.” Vaak wordt het probleem onderschat door thuisverpleegkundigen. Hun kennis over screening van ondervoeding is bovendien beperkt. Ouderen die een operatie moeten ondergaan in een ziekenhuis lopen een nog veel hoger risico op ondervoeding: maar liefst 52% van de zelfstandig thuiswonende ouderen loopt risico op ondervoeding als ze in een ziekenhuis worden opgenomen. Bij de groep rusthuisbewoners was 20% ondervoed, en liep nog eens 39% een hoog risico. Bij hen spelen (doorlig)wondes, een recente hospitalisatie en verminderde cognitie, zeker een beïnvloedende rol op ondervoeding.

Systematische screening is nodig om ondervoeding bij deze risicogroep aan te pakken. Daarvoor is echter een goede registratie van de voedingsparameters zoals gewicht, lengte, body mass index (bmi) en ongewild gewichtsverlies nodig. Verpleegkundigen schatten dit echter vaak niet juist in of ze gebruiken de waarden die patiënten zelf rapporteren. Bart Geurden: “Onze analyse toont aan dat deze waarden niet altijd betrouwbaar zijn en dat patiënten verschillende waarden rapporteren aan verschillende gezondheidswerkers.” Objectieve en gerichte screening is dus erg belangrijk om ondervoeding op tijd te behandelen. Als er afwijkende waarden worden vastgesteld, moet een individueel voedingsplan worden opgemaakt, in overleg met arts, diëtist en verpleegkundige.
03 jul 2014 11u25
Bron: UZA
zie ook rubriek