erpleegkundigen spelen belangrijke rol bij het overleven van kritieke patiënten

In 1 op 1000 gevallen kan het mis gaan tijdens een hospitalisatie: de patiënt overlijdt onverwacht op de kamer, krijgt een hartstilstand of moet ongepland overgebracht worden naar intensieve zorg. De doctoraatsstudie van Koen De Meester, afdelingshoofd patiëntenzorg in het UZA en praktijkassistent vakgroep Verpleeg- en Vroedkunde aan de Universiteit Antwerpen, wijst uit dat dit vermeden kan worden als verpleegkundigen gebruik maken van een gestandaardiseerde manier van observeren en als ze beter communiceren met de behandelende arts.
Koen De Meester bestudeerde de verpleegkundige zorg bij 63 patiënten die onverwacht overleden op de kamer of na het oproepen van de interne mug, of die ongepland naar intensieve zorg overgebracht moesten worden. Hij stelde vast dat acht uur voor een ernstig voorval, al een aantal oorzaken en tekortkomingen vastgesteld kunnen worden. Tijdens die periode kan de schade nog beperkt worden. Door patiënten beter te observeren, kan achteruitgang sneller ontdekt worden zodat er sneller kan ingegrepen worden.
Observeren, de juiste parameters meten en duidelijk communiceren loont

De Meester voerde drie studies uit om te weten of er minder kritische patiënten zouden overlijden door de patiënten vaker te observeren, vitale parameters volgens de “Modified Early Warning Score” te meten en deze informatie gestructureerd te communiceren tussen verpleegkundige en arts.
  • In een eerste studie in het uza werd een observatieprotocol in de verpleegkundige zorg ingevoerd bij patiënten die van intensieve zorg naar een gewone kamer waren overgebracht. Hierbij moest de verpleegkundige de patiënt om de 12 uur observeren en op dat moment 6 parameters opmeten, namelijk ademhalingsfrequentie, zuurstofsaturatie, bloeddruk, pols, temperatuur en bewustzijn. Door dit toe te passen werd er vroeger ingegrepen als er iets fout liep en daalde het aantal ernstige schadegevallen.
  • In een tweede studie in de ziekenhuizen van de Gasthuis Zusters Antwerpen werd naast observatie ook een protocol ingevoerd rond de acties die ondernomen moeten worden bij afwijkende metingen, zoals overleg plegen met een andere verpleegkundige, een arts oproepen of het interne urgentieteam (mug) inschakelen, afhankelijk van de score van de parameters. Ook hier toonde De Meester aan dat het toepassen van deze protocollen het aantal heringrepen en overlijdens binnen de 6 dagen na de operatie sterk deed dalen.
  • Een derde studie evalueerde het effect van de SBAR-methodiek (Situation, Background, Assessment, Recommendation) op de uza-verpleegafdelingen. Deze methode houdt in dat verpleegkundigen en artsen op een gestandaardiseerde manier over de toestand van de patiënt communiceren en de mate van urgentie duidelijk kunnen doorgeven. Ook in deze studie kon De Meester een daling in onverwacht overlijden vaststellen na het invoeren van SBAR.


De doctoraatstudie toont duidelijk aan dat shock, hartstilstand en onverwacht overlijden op de patiëntenkamer kan vermeden worden als verpleegkundigen hun patiënten regelmatig observeren, vitale parameters meten en accuraat interpreteren en duidelijk communiceren met de betrokken artsen over de urgentiegraad. Verpleegkundigen kunnen dus een belangrijke bijdrage leveren tot het overleven van kritische patiënten.

Protocol wordt in 15 ziekenhuizen ingevoerd vanaf begin 2014
Het standaard observatie- en escalatieprotocol voor verpleegkundigen dat binnen dit doctoraatsonderzoek werd ontwikkeld zal geïntroduceerd worden in 60 hospitalisatiediensten voor heelkunde en interne geneeskunde in 15 Belgische ziekenhuizen vanaf januari 2014. De effecten van deze interventie zullen op wetenschappelijke wijze onderzocht worden binnen de faculteit geneeskunde en Gezondheids- wetenschappen van de Universiteit Antwerpen met de steun van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Deze studie zal de “ALARM-intervention study” heten.
10 jul 2013 13u47
Bron: MagUZA.be
zie ook rubriek