Kinderen van immigranten zijn vaker te dik

Kinderen afkomstig uit immigrantengezinnen hebben vaker overgewicht en obesitas dan hun leeftijdsgenootjes. Dat is een van de conclusies uit een grootschalig onderzoek onder Europese schoolkinderen. De onderzoeksresultaten worden op vrijdag 22 juni gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Pediatric Obesity.
mmigrantenkinderen meestal zwaarder
Uit de studie, waaraan onderzoekers van de vakgroep Bewegings- en sportwetenschappen van de UGent meewerkten, blijkt dat percentage kinderen met overgewicht hoger ligt bij kinderen afkomstig uit immigrantengezinnen dan bij autochtone kinderen. Dit is met name het geval in Noord-Europese landen, zoals Noorwegen, Nederland en ook België. In België heeft 23% van de kinderen uit immigrantengezinnen te kampen met overgewicht, bij autochtone kinderen is dat 14%. In Griekenland is de situatie net omgekeerd.
In het onderzoek spreekt men van kinderen uit migrantengezinnen als zij een ‘vreemde’ moedertaal hebben of wanneer ten minste één van beide ouders geboren is in een ander land.
Mogelijke oorzaken
De onderzoekers vonden verschillende mogelijke oorzaken gevonden voor het verschil tussen kinderen uit immigrantengezinnen en hun autochtone klasgenoten. De consumptie van frisdrank is meestal hoger bij kinderen afkomstig uit immigrantengezinnen, en er is minder sprake van regelmatige maaltijden. Zo wordt het ontbijt vaker overgeslagen. Deze kinderen kijken ook meer televisie, doen minder aan sport en slapen minder. Daartegenover staat wel dat ze vaker naar school wandelen of fietsen.

Om oorzaken aan te wijzen, moeten niet enkel verschillen in cultuur en leefstijl bekeken worden, maar moet er ook verder onderzoek gebeuren naar aspecten zoals opleidingsniveau, inkomen en toegang tot gezondheidsinformatie. Een laag opleidingsniveau is bijvoorbeeld een risicofactor voor overgewicht, en in veel immigrantenfamilies zijn ouders lager opgeleid.

Er is overigens meer verschil in gewichtsstatus bij kinderen tussen de Zuid-Europese en Noord-Europese landen, dan tussen kinderen uit immigrantengezinnen en autochtone kinderen. Nationale factoren blijken dus van grotere invloed te zijn dan afkomst.

De studie werd in het voorjaar van 2010 uitgevoerd bij schoolkinderen van 10 tot 12 jaar in België, Griekenland, Hongarije, Nederland, Noorwegen, Slovenië en Spanje. In totaal deden 3.398 jongens en 3.727 meisjes mee.
Het onderzoek ENERGY werd uitgevoerd met 2.9 miljoen subsidie van de Europese Commissie met als doel een nieuw programma te ontwikkelen om kinderen van 10 tot 12 jaar te stimuleren minder zittend gedrag te vertonen.
20 jun 2012 14u45
zie ook rubriek