Basis voor gewichtsproblemen al op jonge leeftijd gelegd

De groei van het gewicht naar lengte tussen 2e en 6e levensjaar is een sterkere voorspeller voor overgewicht dan de groei in andere leeftijdsintervallen. Dit concludeert Marlou de Kroon in haar promotieonderzoek, Terneuzen Onderzoek naar Preventie, waarop ze op 21 september promoveert bij VUmc.
als belangrijkste onderzoeksresultaten vond De Kroon dat van de onderzochte jongvolwassenen 8% een sterk verhoogde kans op ouderdomsdiabetes en hart- en vaatziekten (’metabool syndroom’) heeft. De groei van het gewicht naar de lengte (bmi) tussen het 2e en 6e levensjaar is een sterke voorspeller voor overgewicht en gerelateerd metabool syndroom. Hoe langer de borstvoedingsduur, hoe lager de bmi en middelomtrek (buikomvang) op jongvolwassen leeftijd.

De onderzoeksresultaten zijn gebaseerd op gegevens van het Terneuzen Geboorte Cohort, geboren in 1977-1986. Gegevens over borstvoedingsduur en alle groeigegevens zijn verzameld door de Jeugdgezondheidszorg (JGZ). In 2004-2005 zijn de jongvolwassenen uitgenodigd voor het vervolgonderzoek in het kader van TOP.

De JGZ heeft als taak de gezondheid van de Nederlandse jeugd te bewaken en om ziekten te voorkómen. Zij heeft goede resultaten geboekt met het terugdringen van infectieziekten, ondervoeding en wiegendood. Nu wordt ze geconfronteerd met welvaartsziekten. Vooral een stijging van de BMI tussen het 2e en 6e levensjaar vormt, al vóórdat sprake is van overgewicht, een risico voor het ontstaan van ‘metabool syndroom’. De JGZ kan deze BMI stijging signaleren met een in dit onderzoek ontwikkeld en veelbelovend predictie instrument. Ook vóór het 2e levensjaar kan de JGZ een belangrijke rol spelen in de preventie van overgewicht bijvoorbeeld door het stimuleren van borstvoeding. Borstgevoede zuigelingen zijn als jongvolwassene minder vet. Iedere maand borstvoeding betekent 0.6 cm minder buikomvang: 6 maanden borstvoeding scheelt al snel twee gaatjes in de rok- of broekriem!