Bewegen als therapie voor hartfalen: hoeveel is genoeg?

De Europese Unie financiert vanaf 1 oktober een nieuwe 3.5 jaar durende studie om te onderzoeken of fysieke training zinvol is om diastolisch hartfalen (HFPEF), waar tot nog toe geen therapie voor bestaat, te voorkomen en te behandelen. Het Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA) is één van de vijf Europese universitaire centra die het onderzoek zullen uitvoeren. Naast de impact van beweging op hartfalen, zal ook de impact van telegeneeskunde op therapietrouw en motivatie worden uitgetest.
HFPEF: enige type hartfalen' style='color:#00896e;border-bottom:1px dotted #00896e;'>hartfalen dat stijgt in de Westerse wereld
Meer dan 14 miljoen Europeanen lijden aan hartfalen en het aantal stijgt. Bij 1 op 2 patiënten gaat het om HFPEF (Heart Failure with Preserved Ejection Fraction). Bij deze vorm van diastolisch hartfalen is de pompfunctie van het hart vrijwel normaal, maar wordt de vulling tijdens de relaxatiefase van het hart bemoeilijkt door een toegenomen stijfheid van de hartspier. HFPEF wordt gekenmerkt door een stijve hartspier, wat leidt tot vochtopstapeling, kortademigheid en moeilijkheden om inspanningen te verrichten. De stijging van het aantal HPFEF-patiënten in Europa heeft deels met de vergrijzing te maken. ouderen, maar ook vrouwen, worden er vaker door getroffen. Mensen die lijden aan hypertensie, diabetes of obesitas of weinig bewegen, lopen eveneens een groter risico om dit type hartfalen te ontwikkelen. Jammer genoeg bestaat er vandaag geen effectieve therapie voor HFPEF waardoor het een belangrijke medische uitdaging blijft in Europa.

Europese studie onderzoekt of HFPEF kan voorkomen of behandeld worden door fysieke training
De Europese Unie financiert een 3,5 jaar durende studie, genaamd OptimEx, om te onderzoeken of fysieke training zinvol is om HFPEF te voorkomen en te behandelen. De studie, die zo’n 3 miljoen euro zal kosten, wordt gecoördineerd door de Norwegian University of Science and Technology (NTNU) en bestaat uit een coalitie van vijf Europese universitaire centra, waaronder het Universitair ziekenhuis Antwerpen (uza). De studie gaat op 1 oktober van start.

Naast een experimentele aanpak om de mechanismen te ontrafelen waardoor fysieke training beschermend kan zijn bij hartfalen, is er ook een klinisch luik. In de klinische studie zullen 200 patiënten met HFPEF opgenomen en één jaar gevolgd worden. Zij zullen verdeeld worden over verschillende groepen die een fysiek trainingsprogramma zullen doorlopen met verschillende intensiteit.

De onderzoekers zullen de volgende vragen trachten te beantwoorden:
1)Welk type fysieke training (duur, intensiteit, frequentie) is het meest effectief en gunstig?
2)Welke zijn de belangrijkste onderliggende mechanismen die gewijzigd worden door fysieke training?
3)Hoe kunnen artsen hun patiënten overtuigen om fysieke training vol te houden en op te nemen in een gezondere levensstijl?
4)Hoe kan een beter inzicht in deze mechanismen vertaald worden in specifieke behandelingsopties en eventuele medicatie?

telegeneeskunde: de sleutel tot volhouden
In het project wordt ook telegeneeskunde ontwikkeld en getest. Daarbij wordt elektronische apparatuur gebruikt om mensen te motiveren om hun therapie correct te volgen. Deelnemende patiënten zullen bijvoorbeeld accelerometers dragen die hun dagelijkse beweging registreert. Die informatie wordt naar een centrale server gestuurd zodat de medische staf de patiënten van op afstand kan motiveren om hun gedrag te veranderen wanneer ze niet actief genoeg zijn.

“Er werd reeds aangetoond dat fysieke inspanning leidt tot een verbeterde hartfunctie bij patiënten met hartfalen, maar onze kennis is nog steeds te beperkt.”, zegt prof. Viviane Conraads, coördinator in het uza en diensthoofd van de cardiale revalidatie. “De OptimEx studie zal ons verder helpen om preventieve maatregelen tegen hartfalen te ontwikkelen en de ernst ervan te beperken door fysieke activiteit”.
02 okt 2013 09u03
Bron: UZA
zie ook rubriek