Afplakken bij amblyopie verkleint later risico op slecht zien

Kinderen met amblyopie waarbij op jonge leeftijd niet goed is afgeplakt, hebben bijna twee keer zoveel kans om op latere leeftijd slechtziend te worden dan kinderen bij wie consequent is afgeplakt. Dat blijkt uit onderzoek van het Erasmus MC dat in het novembernummer van The British Journal of Ophthalmology wordt gepubliceerd.
Het gaat om onderzoek in het kader van de ERGO studie, een bevolkingsonderzoek onder ouderen in de Rotterdamse wijk Ommoord. De gegevens betreffen 5220 ouderen. Bij 192 van hen werd een lui oog vastgesteld. Dit waren ouderen die voor of tijdens de Tweede Wereldoorlog, dus voordat de afplakbehandeling werd ingevoerd, zijn opgegroeid. De volledige groep ouderen werd gemiddeld genomen ruim zes jaar gevolgd. Gekeken werd of en wanneer één of beide ogen slechtziend werden.

Uit de resultaten blijkt dat een gezond kind 10 procent kans heeft om ergens tijdens het verdere leven aan beide ogen slechtziend te worden. Een kind dat amblyopie had, waarbij de afplakbehandeling niet of niet consequent werd doorgevoerd, heeft 18 procent kans om later in het leven aan beide ogen slechtziend te worden.

Ruim 3 procent van alle kinderen heeft amblyopie. Vrijwel al deze kinderen worden voor het zesde levensjaar opgemerkt door screening op consultatiebureaus. Bij eenderde van deze kinderen, die allen voor behandeling verwezen worden, lukt het niet de afplakbehandeling vol te houden. Deze kinderen hebben een verhoogde kans op slechtziendheid aan beide ogen omdat ze van jongs af aan al één slechtziend oog hebben.
26 okt 2007 09u31
Bron: MedNet.nl
zie ook rubriek