Krachttraining zinvol voor hartpatiënten

Dat vertelt kinesist Paul Beckers, hoofd van de cardiale revalidatie van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA). Hij bestudeerde in zijn doctoraat de effecten van krachttraining bij mensen met chronisch hartfalen. In ons land lijdt ongeveer één à twee procent van de bevolking aan deze hartkwaal. Hun prognose is meestal ongunstig want ongeveer de helft overlijdt binnen de vijf jaar na de diagnose.
De jongste tijd nemen de overlevingskansen toe, onder meer dankzij betere medische technieken en een aangepaste revalidatie, met krachttraining. "Vroeger was het ondenkbaar dat je hartpatiënten inspanningen zou laten doen. Iedereen vreesde dat hun verzwakte hart het bij de geringste inspanning zou begeven. Maar de voorbije jaren hebben we wetenschappelijk kunnen aantonen dat aangepaste krachttraining net gunstige resultaten geeft," weet Paul Beckers.

Spieren smelten weg
Patiënten met hartfalen hebben een minder goede pompfunctie. "Dat zorgt voor een verminderde doorbloeding van het spierweefsel, waardoor de spieren als het ware wegsmelten. Met als gevolg patiënten die zich zo slap als een vod voelen. Dat zorgt voor een neerwaartse spiraal, want daardoor gaan ze nog minder bewegen en verslechtert de conditie nog. Sommigen zijn zelfs te zwak om nog voor een harttransplantatie in aanmerking te komen."

"We hebben ontdekt dat die vicieuze cirkel kan doorbroken worden door krachttraining die geleidelijk aan wordt opgebouwd", zegt Paul Beckers. "Dat zorgt na enkele maanden voor meer spiermassa en grotere bloedvaten' style='color:#00896e;border-bottom:1px dotted #00896e;'>bloedvaten, waardoor het bloed beter stroomt en het hart minder hard moet pompen. Na drie à vier maanden werd het oefenprogramma uitgebreid met cardio-oefeningen zoals steppen en fietsen. In een halfjaar tijd kon onze testgroep zich weer uit de slag trekken in het dagelijkse leven zonder kortademig te worden bij de minste inspanning."

ll Hoe houdt u het bereikte niveau na zes maanden training best vol? "We deden een test om dat uit te zoeken", vertelt Paul Beckers. Samen met zijn team volgde hij 69 patiënten gedurende een jaar. "Naast de klassieke aanpak gaven we drie extra adviezen. De eerste groep moest zich een hometrainer aanschaffen en de resultaten maandelijks aan ons rapporteren via een hartslagmeter. De tweede groep moest drie keer per week in het UZA onder supervisie blijven trainen. De leden van de derde groep mochten vrij kiezen hoe ze verder trainden, maar ze moesten ons via een dagboek kunnen bewijzen wat ze deden." En wat bleek? "Na een jaar waren het die laatsten die hun inspanningscapaciteit niet alleen hadden behouden, maar zelfs hadden verbeterd. Vooral fietsen en tennis waren populair. Doen wat je graag doet, werkt dus het meest motiverend."
19 jan 2011 09u00
Bron: MagUZA.be
zie ook rubriek