Hoop voor muco-patiënten

Een nevel of aërosol van water dat dubbel zo zout is als de Atlantische Oceaan, kan de gezondheidsproblemen van muco-patiënten verlichten. Bij de erfelijke ziekte mucoviscidose ontbreekt op de binnenkant van de longen het vochtfilmpje dat een vlotte afvoer van slijm moet mogelijk maken. Ophopend longslijm of mucus leidt tot complicaties zoals longontstekingen, waartegen muco-lijders vaak antibiotica en andere, zware medicijnen moeten nemen. De meeste muco-behandelingen zijn gericht tegen de complicaties, maar herstellen niet de ontbrekende vochtfilm. Longschade is de eerste doodsoorzaak van muco-patiënten.
Enkele kleine studies suggereerden eerder dat het inademen van een vernevelde, sterk geconcentreerde zoutoplossing een gunstig effect kan hebben op de vochtbalans in de longen. Met twee nieuwe, grotere studies bevestigen een Amerikaanse en een Australische onderzoeksgroep vandaag die hypothese in het New England Journal of Medicine. Het ingeademde extreem zoute water trekt vermoedelijk vocht uit het onderliggende longweefsel naar de longholte, waardoor de vochtfilm in de longen zich herstelt. In de grootste studie die bijna een jaar liep, met 164 mucopatiënten, ondervonden de behandelde patiënten minder longproblemen, ze hadden minder antibiotica nodig en waren minder vaak afwezig op school of op het werk. Ook in de kleinere studiegroep met 24 patiënten bracht de behandeling na enkele weken een verbeterde longfunctie en betere slijmafvoer teweeg.

In een commentaarstuk in hetzelfde vakblad waarschuwt Felix Ratjen van de universiteit van Toronto voor overdreven enthousiasme. De effecten van de zoutkuur zijn niet spectaculair veel beter dan met de bestaande behandelingen. En voor patiënten die tweemaal per dag een kwartier zout water moeten inademen, zijn het bijhorende gehoest en de slechte smaak misschien een te grote belasting bovenop alle andere behandelingen die ze dagelijks moeten ondergaan.

De zout-aërosol zal de huidige behandelingen niet vervangen, maar wordt in de toekomst mogelijk toegevoegd aan de gebruikelijke therapieën, vermoeden Ratjen en de auteurs van de twee studies.
20 jan 2006
meer over
zie ook rubriek