Een MRI-onderzoek en een lumbaalpunctie voegen niets toe bij het vaststellen van Alzheimer. Een geheugentest is eigenlijk al voldoende, zo concluderen onderzoekers van het AMC in een artikel dat vandaag verschijnt in BMJ.
In veel gevallen worden bij patiënten met geheugenklachten allerlei testen gedaan om te beoordelen of er sprake is van een voorstadium van dementie. Behalve de voor de hand liggende geheugentesten gebruiken specialisten vaak een mri om de omvang van bepaalde delen in de hersenen te bepalen en een ruggenprik om het hersenvocht te analyseren op de aanwezigheid van aan dementie gerelateerde eiwitten. Alle drie gebruikte methoden kunnen waardevolle informatie leveren, maar voorspellen het ziekteverloop niet erg nauwkeurig. In ongeveer twee van de drie gevallen voorspelden ze bij 181 patiënten met lichte geheugenproblemen correct of zich in de jaren erna alzheimer ging ontwikkelen.
Database
Het AMC deed het onderzoek aan de hand van een Amerikaanse database van 181 patiënten met lichte geheugenproblemen. Na een gemiddelde periode van 39 maanden werd gekeken wie alzheimer had gekregen. Dat was bij 81 personen het geval, bij 100 was het geheugen stabiel gebleven. Bij deze patiënten zijn alle drie methoden gebruikt. Uit analyse van de gegevens blijkt dat ná het doen van een geheugentest, extra diagnostiek zoals een mri of onderzoek van het hersenvocht, de zekerheid op het stellen van de juiste diagnose niet vergroot.
Voor wetenschappelijk onderzoek kan het nuttig zijn een MRI te maken of het hersenvocht te onderzoeken, maar het doen van een geheugentest alleen geeft bij de meeste patiënten met geheugenklachten in de dagelijkse praktijk de meeste informatie.
Database
Het AMC deed het onderzoek aan de hand van een Amerikaanse database van 181 patiënten met lichte geheugenproblemen. Na een gemiddelde periode van 39 maanden werd gekeken wie alzheimer had gekregen. Dat was bij 81 personen het geval, bij 100 was het geheugen stabiel gebleven. Bij deze patiënten zijn alle drie methoden gebruikt. Uit analyse van de gegevens blijkt dat ná het doen van een geheugentest, extra diagnostiek zoals een mri of onderzoek van het hersenvocht, de zekerheid op het stellen van de juiste diagnose niet vergroot.
Voor wetenschappelijk onderzoek kan het nuttig zijn een MRI te maken of het hersenvocht te onderzoeken, maar het doen van een geheugentest alleen geeft bij de meeste patiënten met geheugenklachten in de dagelijkse praktijk de meeste informatie.