Het nieuwe ouder worden

Betekent langer leven ook langer werken? Na 65 is werk zo goed als onbereikbaar. “Een enorme en onnodige maatschappelijke en individuele verspilling”, zegt de Nederlandse sociaal gerontoloog Jan Baars. “Het wordt hoog tijd dat we op een nieuwe manier omgaan met ouder worden.”
Jan Baars is 65 jaar oud en geeft nog steeds colleges in Tilburg. Bij zijn emeritaat gaf hij bewust een ‘niet-afscheidsrede’. Baars was ook vroeger een buitenbeentje in de academische wereld. In de jaren ‘80 begon hij zich te interesseren voor de beleving van het ouder worden. Ouderdom stond immers gelijk met kommer en kwel, met kwalen waarover geriaters zich bogen. Toen de sociologische faculteit aan de Vrije Universiteit Amsterdam waar Jan Baars werkte, werd teruggebracht van 16 naar 4 medewerkers, zocht hij een focus voor zijn onderzoek. Dat zou de studie van ouder worden, toen een zo goed als onontgonnen terrein in Nederland. Vandaag is het ook in Vlaanderen nog steeds ongekende materie.

Jan Baars: “Ik botste op veel vooroordelen. Ouder worden werd gezien als een pathologisch proces, alsof het niets met het normale menszijn te maken had. In Amerikaanse studies vond ik een heel ander perspectief. Ik las er hoe we systematisch het belang van leeftijd overschatten. Ouder worden heeft meer te maken met levensstijl. Er is een gigantisch verschil in levensverwachting en levensstijl tussen hoog- en laagopgeleiden.”

Wat echter door allerlei internationale studies bevestigd wordt: ouderen zijn helemaal niet zo miserabel en eenzaam als vaak gedacht wordt, integendeel. Internationaal geluksonderzoek wijst consistent uit dat mensen boven de 60 tot de gelukkigste bevolkingsgroep behoren. Laura Carstensen, directeur van het befaamde Stanford Center on Longevity, heeft het over een ouderschapsparadox:  we houden niet van ouder worden, we hebben er ook een negatief beeld over, maar in de praktijk blijkt ouder worden vaak erg mee te vallen. ouderen vormen een grote en groeiende groep van mature en emotioneel stabiele mensen die het belangrijke van het onbelangrijke weten te onderscheiden. Ze hechten veel belang aan emoties en geluk in relaties – een aantal kankeraars uitgezonderd uiteraard.

We worden wel heel anders oud dan honderd jaar geleden, stelt Jan Baars. Dat heeft veel te maken met de gigantische toename in levensverwachting. In 1850 was het nog normaal om te sterven met 35. Vandaag ligt de gemiddelde leeftijd van overlijden in de meeste westerse landen rond de 80 jaar. Baars: “Het probleem is dat onze opvatting over ouder worden volledig achterhaald is.  De pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar betekende vijftig tot honderd jaar geleden, voor wie dit al haalde, hooguit de hoop nog enkele jaren te genieten van de oude dag. De pensioenleeftijd was daar ook op berekend. Wie na 65 nog leefde, had gewoon geluk. Meestal zat de gepensioneerde dan al in een sukkelstraatje. Dat idee van aftakelen en doodgaan is blijven hangen, maar het strookt al lang niet meer met de realiteit van gepensioneerden. Velen kappen al enkele jaren voor hun 65 met werk, en hebben dan nog veel gezonde jaren voor de boeg. Ook gepensioneerden zitten vooral met aftakelen en sterven in het hoofd, waardoor ze zich sterk richten op consumeren en genieten. Daar komt nog bij dat we geforceerd jong willen blijven. Onze cultuur heeft vernieuwing gekoppeld aan jong zijn. Dat heeft enorme gevolgen, ook voor de organisatie van de arbeidsmarkt.”

Steeds vroeger ‘out’ op het werk

Ouderdom is vandaag een paradoxale belevenis. We blijven langer gezond blijven, maar zijn sneller afgeschreven voor de arbeidsmarkt. Een veertiger die zijn job verliest, maakt zich grote zorgen of hij nog wel aan de bak zal komen. Werkgevers investeren liever in de opleiding van jonge werknemers dan van 40- of 50-plussers. Jan Baars: “In de jaren ‘70 golden mensen ouder dan 60 als oudere werknemers. Het is absurd dat we vandaag 40-plussers afschrijven. Studies over prestaties van mensen geven aan dat er wel degelijk grote individuele verschillen zijn. Maar die hebben niet zozeer met leeftijd te maken, dan wel met factoren als motivatie, personeelsbeleid en de sfeer in het bedrijf. De snelheid van cognitieve operaties gaat heel lichtjes achteruit met de leeftijd, maar dat geldt voor laboratoriumsituaties. Op de werkvloer wordt dit gecompenseerd door ervaring. Je zou kunnen stellen dat er met het ouder worden – maar pas vanaf 60, niet vanaf 40 – wat sleet komt op de hardware, of op de mechanica. Dit wordt goedgemaakt door een betere software, een pragmatische houding, ervaring en inzicht. Het drama is dat mensen gaandeweg hun interesse in hun werk verliezen omdat er niet meer in hen geďnvesteerd wordt. Daardoor verdwijnt hun motivatie en verlangen ze naar hun pensioen.”

Vakbonden spelen volgens Baars geen positieve rol door blind te blijven voor het nieuwe ouder worden en vast te houden aan de levensloop van een eeuw geleden. Ze wijzen er geregeld op dat mensen die zware fysieke arbeid verrichten met 50 jaar versleten zijn. Maar de meeste werknemers zijn tegenwoordig geen arbeiders meer. Veel mensen kunnen en willen wel veel langer werken, als er tenminste creatieve en flexibele regelingen worden getroffen. Jan Baars heeft drie grote wensen: “We moeten het wettelijk gezien mogelijk maken om na 65 te blijven werken. Mogelijk maken, niet verplichten. Grote intellectuelen als Jürgen Habermas en Paul Ricoeur trokken op die leeftijd naar de Universiteit van Chicago om daar hun werk voort te zetten. In Europa werden ze immers verplicht om ermee op te houden. Ten tweede hoop ik dat vakbonden en beleidsmensen bijdraaien. De creativiteit waarmee ze vervroegde uitstapregelingen uitdokteren, kunnen ze ook gebruiken om langer en flexibel werken mogelijk te maken. Ten derde moeten we nog meer nadenken over hoe we ouderen het best inzetten. Ze zijn vaak heel geschikt om jongeren te begeleiden, processen te coachen, en het overzicht te houden.”

Generatiecentrisme en spanningen tussen ouderen

De impact van het voortijdig uitvallen van waardevolle werkkrachten reikt veel verder dan de werkvloer. Het zwarte gat dreigt omdat onze samenleving aan ouderen, ook gezonde ouderen, zo weinig verwachtingen stelt. Hoeveel jaren aan een stuk kan een mens gaan golven of vakantie nemen zonder zich te vervelen of zich totaal onnuttig te voelen? Biedt vrijwilligerswerk dan geen mooie oplossing? Jan Baars: “Natuurlijk, maatschappelijke participatie van ouderen hoeft niet per se de vorm van betaalde arbeid aan te nemen. Maar er zijn geen goede redenen om betaalde arbeid te belemmeren op basis van leeftijd. Vrijwilligerswerk is belangrijk maar heeft ook beperkingen. Als je ergens niet officieel bent aangesteld, is het moeilijk om mee te wegen op het werk. Het belangrijkste probleem is dat we ouderen bijna enkel nog tegenkomen in de familiekring maar niet meer in het actieve leven. Daardoor krijg je een generatiecentrisme: generaties gaan een karikatuur van elkaar maken, met het risico dat ze niet meer met elkaar kunnen spreken en ze niet meer naar elkaar willen luisteren. De overbelaste generatie tussen 25 en 45 jaar kan de druk nauwelijks aan terwijl gezonde zestigers op het strand in Benidorm liggen. Dat geeft spanningen. Een tweede sluimerende conflict speelt zich af tussen de ouderen die comfortabel leven en arme ouderen. Dat is ook een splijtzwam. Ik vrees voor het ineenstorten van het huidige systeem van solidariteit, en een verscherpte tweedeling tussen uitgerangeerde en ‘normale’ ouderen, zij die erop los consumeren en genieten. Als we niet creatiever leren omgaan met de sociale zekerheid en  met de levensloop, hier de druk verminderen en daar wat meer verwachten, dan stevenen we af op een grote sociale spanningen. Ouderen spelen in de huidige constellatie een pioniersrol.”

23 jan 2013 18u19
meer over
zie ook rubriek