Partners die genetisch op elkaar lijken, geven hiv sneller door

Seksuele overdracht van hiv verloopt sneller als de partners genetisch meer op elkaar gelijken. Net zoals bij een geslaagde orgaantransplantatie zullen de seksuele partners daardoor minder geneigd zijn elkaars cellen af te stoten. Dat geeft hiv de kans om over te springen. Tot deze bijzondere conclusie kwamen onderzoekers van het Instituut voor Tropische Geneeskunde en het Universitair Ziekenhuis Brussel na een genetische studie van met hiv besmette paren uit Dakar, Senegal.
Bij orgaantransplantatie is het belangrijk dat de weefsels van de patiënt en de donor goed overeenkomen. Voor elke patiënt wordt een donor gezocht die zoveel mogelijk genetische overeenkomsten heeft met de patiënt. Vaak is dit een familielid, maar het kan ook iemand anders zijn. Hoe beter de weefsels van patiënt en donor overeenkomen, hoe kleiner de kans dat het getransplanteerde orgaan wordt afgestoten.

Eenzelfde wetmatigheid blijkt nu ook te gelden bij de overdracht van hiv tussen seksuele partners. Net zoals bij transplantatie worden tijdens seksueel contact lichaamsvreemde cellen uitgewisseld: sperma en vaginaal vocht. In het sperma of vaginaal vocht van de hiv-positieve partner zitten cellen die besmet zijn met hiv en die het lichaam van de hiv-negatieve partner binnendringen. Indien de seksuele partners genetisch voldoende sterk van elkaar verschillen, zal het afweersysteem van de hiv-negatieve partner de lichaamsvreemde cellen afstoten, inclusief de cellen besmet met hiv. Bij een grotere genetische overeenkomst volgt er geen afstoting en hebben de besmette cellen voldoende tijd om het virus over te dragen.

De onderzoekers vergeleken paren met slechts één hiv-positieve partner, die vaak jarenlang onbeschermde seks hadden, met paren waarin wel hiv-overdracht had plaatsgevonden. De paren zonder hiv-overdracht vertoonden onderling belangrijke genetische verschillen, in tegenstelling tot de paren met hiv-overdracht die vaker grote overeenkomsten bezaten. De genetische verschillen bevonden zich specifiek op het gebied van de HLA-genen (human leukocyt antigen) en KIR-genen (killer immunoglobulin-like receptor) die samen de natuurlijke killercellen aansturen. Niet toevallig zijn deze natuurlijke killercellen vooral gekend voor hun snelle afweerreactie tegen zowel lichaamsvreemde als virus-besmette cellen.

Het blijft grotendeels onduidelijk op welke manier het menselijk afweersysteem hiv-besmetting kan voorkomen. Er is een zeer grote variatie in de vatbaarheid voor hiv, en sommige mensen worden niet besmet ondanks veelvuldige blootstelling. De eigenschappen van het virus zelf zijn belangrijk, maar ook menselijke eigenschappen spelen een grote rol. De resultaten van dit onderzoek, en specifiek het belang van de natuurlijke killercellen en de overeenkomst tussen KIR- en HLA-genen, verschaffen belangrijke nieuwe inzichten in de manier waarop hiv tussen mensen wordt overgedragen. Dit kan op termijn bijdragen tot de ontwikkeling van totaal nieuwe hiv-beschermende therapieën, niet gericht tegen het virus maar tegen de cellen van de hiv-positieve seksuele partner.
18 dec 2012 11u54
meer over
zie ook rubriek