Vraag en aanbod in de thuislozenzorg

De overheid heeft op dit moment geen gedetailleerd overzicht van de vraag en het aanbod in de thuislozenzorg. In 2010 bracht LUCAS (Centrum voor zorgonderzoek en consultancy van de KULeuven) het aanbod al onder in intersectorale typemodules. Het aanbod werd afgegrensd tot de Centra voor Algemeen Welzijnswerk, de lokale besturen (OCMW, steden, gemeenten), de sociale huisvestingsactoren en het straathoekwerk. Naar aanleiding daarvan werd een webapplicatie ontwikkeld waarin elke organisatie haar aanbod kan registreren. In 2011 onderzocht LUCAS de vraagzijde. In dit onderzoek kwam onder meer de definitie van thuisloosheid aan bod, werden bestaande registratiesystemen in het buitenland geanalyseerd. Daarnaast ging LUCAS na welke informatie nu al in Vlaanderen geregistreerd wordt en in welke mate deze info nuttig is om de vraag op te volgen.
 
Koen Hermans, LUCAS KULeuven: "Dak- en thuisloosheid leidt een sluimerend bestaan in het Vlaamse beleid. Af en toe zijn er indicaties dat men er echt werk van gaat maken, maar uiteindelijk werd er meestal minder verwezenlijkt dan verwacht. In de laatste regeringsverklaring is het wel weer opnieuw heel expliciet ingeschreven."

Gaat het dan over het verminderen van het aantal thuislozen of over het monitoren van het aantal thuislozen?
“Het een kan niet zonder het ander. We weten in Vlaanderen heel weinig over zowel aanbod- als vraagzijde. Je kan pas beleid maken als je daar een beter zicht op hebt. Het typische aan dak- en thuisloosheid is dat het een heel intersectorale bevoegdheid is. Als je kijkt naar het huidige aanbod, denkt men vaak aan de caw’s, omdat zij begeleid wonen aanbieden en ook residentiële opvang, crisisopvang en nachtopvang. Maar ook ocmw’s hebben een belangrijk aanbod: meer dan 2000 bedden. Terwijl de caw’s er maar 1500 hebben. Eigenlijk weten we niet precies hoe groot het aanbod is, als we alle spelers in aanmerking nemen. Eigenlijk gaat er nog een vraag aan vooraf: wat is monitoring? De Vlaamse overheid heeft ons gevraagd instrumenten te ontwikkelen om vraag en aanbod te meten. Een andere manier is het beleid monitoren aan de hand van doelstellingen en kijken of je die doelstellingen realiseert. Die tweede manier wordt sinds 2010 aanbevolen door Europa."

Wat zijn de beleidsprioriteiten om dak- en thuisloosheid te bestrijden?
"Het Europees parlement dat zei dat ze tegen 2015 dak- en thuisloosheid in Europa volledig wilde uitroeien. Dat is zeer ambitieus. Ze willen daarmee een gevoel van dringendheid creëren. We doen er niet genoeg aan. Je kan het belangrijk vinden voor die mensen zelf, het onrechtvaardig vinden dat mensen op straat moeten leven, maar er is ook een tweede argument: als mensen eenmaal dakloos worden en opvang nodig hebben, kost dat behoorlijk veel geld. Op straat leven is ook niet goedkoop, omdat die mensen dan in aanraking komen met politie en justitie. Zeker in Nederland is dat een belangrijk element geweest om de strijd tegen dakloosheid op te voeren sinds 2006. Ze hebben nogal wat resultaten geboekt tot 2010. Het tweede plan dat daarna volgde wordt doorkruist door besparingsmaatregelen en verstrenging van de toegang tot daklozenvoorzieningen. Maar in de grote steden zoals Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht is men er goed in geslaagd mensen van straat te halen."

"Daarnaast heeft Nederland ook een sterk preventiebeleid uitgewerkt: voorkomen dat mensen uit hun huis gezet wordt. In Vlaanderen is men daar ook mee bezig: CAW’s werken aanklampend op het moment dat mensen uit hun huis dreigen gezet te worden. De vraag is wel: wie moet dat doen? Huisvestingsmaatschappijen, een ocmw, een CAW? Sociale verhuurkantoren volgen de huurachterstand op en stellen vast, maar op een bepaald moment loopt de huurachterstand zo hoog op dat men beslist die mensen eruit te zetten. Dan moet een procedure opgestart worden bij de vrederechter. Dan krijgen de OCMW’s een verwittiging en moeten ze in actie schieten. Het ene OCMW vult dat al wat ruimer in dan het andere. Sommigen sturen een brief, en komt er geen reactie is de kous af. Anderen volgen degenen die al bekend zijn bij het OCMW op, en anderen minder.
Andere risicogroepen zijn jongvolwassenen die een instelling voor bijzondere jeugdzorg verlaten, of begeleid wonen verlaten, mensen die uit de psychiatrie of uit de gevangenis komen. Vaak overleven die wel even door te logeren bij vrienden of familie, maar soms komen ze daarna alsnog op straat terecht. Er zijn zoveel verschillende beleidsdomeinen bij betrokken, en zoveel beleidsniveaus. Wij hebben nu geprobeerd het aanbod te verhelderen."

17 dec 2012 18u18
meer over
zie ook rubriek