Cryoablatieballontechniek voor het eerst toegepast bij een tiener met voorkamerfibrillatie

Voor het eerst werd een jonge patiënte (15 jaar) behandeld met de cryoablatieballontechniek om haar voorkamerfibrillatie te verhelpen. Cryoablatie wordt sinds een vijftal jaren bij volwassenen gebruikt, maar was tot nu toe nooit toegepast bij een zo jonge patiënte. De jonge patiënte werd vorige week behandeld en is al ontslagen uit het ziekenhuis. Vanaf de leeftijd van 40 jaar loopt 1 op de 4 mensen de kans ooit voorkamerfibrillatie of boezemfibrilleren te krijgen.
voorkamerfibrillatie is een vaak voorkomende hartritmestoornis' style='color:#00896e;border-bottom:1px dotted #00896e;'>hartritmestoornis die vooral bij oudere mensen voorkomt. 5% tot 15% van de tachtigplussers lijdt aan deze aandoening, maar de aandoening wordt soms ook bij jongeren vastgesteld. Vanaf de leeftijd van 40 jaar loopt 1 op de 4 mensen de kans deze aandoening ooit te krijgen. Het aantal patiënten in België wordt geschat op 150.000 en men verwacht dat dit aantal verdubbeld zal zijn rond 2050. De meest voorkomende (en gevreesde) complicaties van boezemfibrilleren zijn trombose, beroerte en blijvend hartfalen. Bij kinderen komt de aandoening veel minder vaak voor. In de meeste gevallen gaat het bij jongeren om erfelijke of aangeboren hartritmestoornissen. voorkamer fibrillatie wordt in eerste instantie meestal eerst met medicijnen behandeld, maar de nieuwe technieken bidden de mogelijkheid om deze ritmestoornis volledig te genezen.

Voorkamerfibrillatie of boezemfibrilleren kan ontstaan bij abnormale elektrische activiteit in de wand van de longaders. Omdat die aderen in verbinding staan met het hart, komt die elektrische activiteit terecht in het hart, waardoor de spiervezels van het hart zich zeer snel en ongecoördineerd samentrekken. Voorkamerfibrillatie gaat gepaard met een verhoogd risico op beroertes en kan in sommige gevallen tot hartfalen leiden. Om dit te verhinderen worden bij patiënten met boezemfibrilleren de abnormale elektrische prikkels in de longader geblokkeerd zodat deze de hartboezem niet meer kunnen bereiken. Dit gebeurt meestal met behulp van een katheter die via de liesader in het hart ingebracht wordt en waarbij op het binnenoppervlak van de linkervoorkamer rond de uitmonding van de longaders, kleine weefselbeschadigingen (een litteken) aangebracht worden. Hierdoor worden de abnormale elektrische prikkels niet meer naar het hart doorgeleid. Bij deze behandeling wordt gebruik gemaakt van hitte (verbranding) of koude (bevriezing). Deze laatste bevriezingstechniek heet cryoablatie.

Cryoablatie is vrijwel pijnloos. Bovendien is het een stabiele en trefzekere techniek. De cryokatheter vriest als het ware vast aan het doelweefselgebied, waardoor omliggend weefsel minder snel wordt beschadigd. De arts beslist van geval tot geval welke vorm van ablatie het meest geschikt is. De cryoballonkatheter is specifiek ontwikkeld voor cryoablatie bij boezemfibrilleren en voor het elektrisch isoleren van de longaders.

Boven aan de katheter zit een ballon, die, nadat de katheter in het hart is opgevoerd, wordt gevuld met een gasvormig koelmiddel. De ballon moet de longader zo volledig mogelijk afsluiten. Het koelmiddel verdampt en onttrekt warmte aan het hartweefsel. Het hartweefsel dat in aanraking is met de ballon, wordt door bevriezing beschadigd en geleidt geen elektrische prikkels meer. Er zijn doorgaans twee ablatiesessies van vier minuten per longader nodig. Het doel hierbij is de volledige elektrische isolatie van alle longaders. Na een geslaagde behandeling bestaat er geen elektrische geleiding meer tussen de longaders en de linkerboezem. Hiermee wordt een hernieuwd optreden van boezemfibrilleren tegengegaan.

Prof. dr. Pedro Brugada: “Tot nu toe werd de cryoablatieballontechniek enkel gebruikt bij volwassenen. Wij zijn verheugd dat we deze techniek succesvol bij zo’n jong persoon hebben kunnen toepassen. De tiener werd naar ons gestuurd vanuit een ander universitair ziekenhuis nadat ze multipele shocks van haar defibrillator had gekregen. Ze werd een paar jaar geleden gereanimeerd en ze blijkt het Brugada-syndroom te hebben. Na de implantatie van de defibrillator begon het meisje shocks te krijgen omwille van voorkamerfibrillatie. Tijdens de ablatie die wij hebben uitgevoerd, stopte de atriale fibrillatie direct. Dit is zeer hoopvol voor haar toekomst.”
22 nov 2012 10u12
Bron: UZ Brussel
zie ook rubriek