Onderzoek van het VUmc Alzheimercentrum wijst uit dat het mogelijk is om te voorspellen hoe snel patiënten in een vroeg stadium van de ziekte van Alzheimer achteruit gaan. Patiënten met lichte geheugenklachten waarbij op een MRI-scan een afname van het hersenvolume te zien was, gingen sneller achteruit dan patiënten zonder deze hersenkrimp. De studie is zojuist gepubliceerd inThe Journal of Alzheimer’s Disease.
De ziekte van alzheimer begint vaak met lichte geheugenproblemen. Hoe snel het geheugen verder achteruit gaat en de patiënt dement wordt, verschilt echter sterk per patiënt. Dat kan variëren van maanden tot jaren.Onderzoek van het VUmc alzheimercentrum laat – voor het eerst – zien dat de tijd tussen het ontstaan van lichte geheugenproblemen en het optreden van dementie voorspeld kan worden. Patiënten met verlies van hersenvolume (atrofie), wat te zien is op een hersenscan, gingen sneller achteruit dan patiënten zonder krimp van de hersenen. Ook een verhoogde concentratie van het eiwit tau in het hersenvocht voorspelde snellere achteruitgang van het geheugen. Andere bekende risicofactoren voor de ziekte van Alzheimer, zoals hoge leeftijd of een verlaging van het eiwit amyloid in het hersenvocht waren niet voorspellend voor het verdere beloop van de ziekte. Deze resultaten laten zien dat de snelheid van cognitieve achteruitgang bij beginnende ziekte van Alzheimer samenhangt met specifieke afwijkingen in de hersenen. Om ook aan individuele patiënten een prognose te kunnen geven is echter verder onderzoek nodig.