In België sterft 15,5 procent van de mensen die een hartinfarct hadden een tot twee maanden nadat ze in het ziekenhuis werden opgenomen. Een vroegtijdige en gestroomlijnde aanpak kan dat aantal met de helft verminderen, zegt professor Christiaan Vrints van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA) en voorzitter van de Belgische Vereniging voor Cardiologie.
Zaterdag komen in Brussel meer dan 150 cardiologen bijeen voor een symposium van de Belgische Vereniging voor cardiologie. De bedoeling is de richtlijnen voor acute hartinfarcten en andere hartsyndromen meer bekendheid te geven en na te gaan hoe deze in België beter kunnen worden toegepast.
Momenteel worden de Europese richtlijnen nog niet algemeen toegepast in ons land, luidt het donderdag in een persbericht van de uza. Duidelijke afspraken tussen de verschillende betrokken actoren zoals ambulancediensten, spoeddiensten en cardiologen ontbreken vaak en bovendien is er onvoldoende controle op de kwaliteit van de afgeleverde zorg, zegt professor Vrints. Hij verwijst naar de aanpak in Oostenrijk, waar de sterfte na een hartinfarct van 16 naar 9,5 procent daalde na een strikte implementatie van de Europese richtlijnen.
Een tweede belangrijke oorzaak voor de sterfte na een hartinfarct is het ontbreken van de nodige apparatuur voor de mobiele urgentiegroepen (mug's). Deze teams hebben een "12 afleiding elektrocardiogram" nodig om onmiddellijk de ernst van het infarct in te schatten. Ook maken de mug-teams nog te weinig gebruik van thrombolyse, waarbij de kroonslagader ter plaatse wordt geopend door het toedienen van een geneesmiddel.
Tot slot moet de bevolking volgens professor Vrints beter geïnformeerd worden over de symptomen van een acuut hartinfarct, zodat ze vroegtijdig alarm kunnen slaan en er geen kostbare tijd verloren gaat. De werkgroep Jonge Cardiologen van de Belgische Vereniging voor cardiologie plant in die zin alvast een sensibilisatiecampagne.
Jaarlijks sterven in België zowat 35.000 mensen aan een hartinfarct. Als de helft van de patiënten die een tot twee maanden na een opname overlijden kan worden teruggedrongen, komt dat neer op ongeveer 2.500 geredde levens, berekende de Artsenkrant.
Momenteel worden de Europese richtlijnen nog niet algemeen toegepast in ons land, luidt het donderdag in een persbericht van de uza. Duidelijke afspraken tussen de verschillende betrokken actoren zoals ambulancediensten, spoeddiensten en cardiologen ontbreken vaak en bovendien is er onvoldoende controle op de kwaliteit van de afgeleverde zorg, zegt professor Vrints. Hij verwijst naar de aanpak in Oostenrijk, waar de sterfte na een hartinfarct van 16 naar 9,5 procent daalde na een strikte implementatie van de Europese richtlijnen.
Een tweede belangrijke oorzaak voor de sterfte na een hartinfarct is het ontbreken van de nodige apparatuur voor de mobiele urgentiegroepen (mug's). Deze teams hebben een "12 afleiding elektrocardiogram" nodig om onmiddellijk de ernst van het infarct in te schatten. Ook maken de mug-teams nog te weinig gebruik van thrombolyse, waarbij de kroonslagader ter plaatse wordt geopend door het toedienen van een geneesmiddel.
Tot slot moet de bevolking volgens professor Vrints beter geïnformeerd worden over de symptomen van een acuut hartinfarct, zodat ze vroegtijdig alarm kunnen slaan en er geen kostbare tijd verloren gaat. De werkgroep Jonge Cardiologen van de Belgische Vereniging voor cardiologie plant in die zin alvast een sensibilisatiecampagne.
Jaarlijks sterven in België zowat 35.000 mensen aan een hartinfarct. Als de helft van de patiënten die een tot twee maanden na een opname overlijden kan worden teruggedrongen, komt dat neer op ongeveer 2.500 geredde levens, berekende de Artsenkrant.
