Een ongewenst zwangerschapscontract

VORIGE week stemde de senaatscommissie Sociale Zaken over een wetsvoorstel dat niemand uitsluit van kunstmatige inseminatie of in-vitrofertilisatie (IVF) (DS 31 mei) . Aan de goede bedoelingen van dat voorstel hoeven we niet te twijfelen. Het wil een wetgevend kader creëren voor alle praktijken inzake medisch begeleide bevruchting. En medisch begeleide bevruchting wordt correct omschreven als kunstmatige inseminatie of in-vitrofertilisatietechnieken, met name technieken waarbij op een gegeven ogenblik een eicel wordt bevrucht en/of een embryo wordt behandeld. Het is in de eerste plaats de bedoeling om de bestaande goede praktijken in de Belgische fertiliteitscentra te bevestigen en om Italiaanse excessen (vrouwen ouder dan 60 jaar nog zwanger maken met eicellen van een donor) te vermijden.
Excessen, zoals die van dokter Antinori in Italië, komen in België gelukkig niet voor. Het wetsvoorstel wil eventuele toekomstige excessen tegengaan, en beperkt daarom terecht de leeftijd voor inseminatie of in-vitrofertilisatie tot 45 jaar. Terecht wordt ook gewezen op de verplichting tot psychologische begeleiding, op de beperking van het aantal kinderen die kunnen geboren worden na inseminatie met donorsperma, op de nood aan een duidelijke schriftelijke overeenkomst met betrekking tot het beleid van het fertiliteitscentrum en het lot van overtallige ingevroren embryo's. Terecht ook wordt eugenetica, vrije geslachtskeuze en elke vorm van commercialisme verboden, en wordt het principe van de anonimiteit van donatie van eicellen, zaadcellen, of embryo's gerespecteerd. Dat is allemaal nuttig, omdat het de bestaande goede praktijkvoering in de meeste centra bevestigt en in kaart brengt als de wettelijke norm.

Tot daar het goede nieuws. Het voorliggend wetsvoorstel is echter kafkaiaans en mist elke zin voor realiteit in de praktische uitwerking van de arts-patiëntrelatie.

In realiteit is één op de acht paren die kinderen wensen na één jaar niet zwanger. Vaak raadplegen die mensen een gynaecoloog of fertiliteitscentrum. Ze verwachten dan in de eerste plaats een volledig onderzoek van beide partners, een diagnose, een inschatting van de kans op spontane zwangerschap, en een voorstel over het eventuele nut van een behandeling. Die behandeling kan bestaan uit een afwachtende houding (verder afwachten tot een spontane zwangerschap), het toedienen van hormonen, een heelkundige ingreep en eventueel medisch begeleide bevruchting. Het is de taak van de arts om de wensouders volledig in te lichten over de kansen, nevenwerkingen, kostprijs, alternatieven enzovoort. Vervolgens maken de wensouders dan een ,,geïnformeerde keuze'' waarbij het vertrouwen in de arts centraal staat, ook tijdens de behandeling die dan volgt.

In geval van medisch begeleide bevruchting, is het essentieel dat er een schriftelijke overeenkomst bestaat tussen patiënt en de arts of het fertiliteitscentrum. Dat is correct opgenomen in het wetsvoorstel en wordt nu al in de meeste centra toegepast. Het brengt wel een belangrijke maar onvermijdelijke administratieve belasting met zich mee. En omdat een zwangerschap vaak niet meteen na de eerste behandeling lukt, is de arts-patiëntrelatie vaak van duurzame aard, kan meerdere jaren duren en kan doorgaan tijdens de zwangerschap.

Dat model, die vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt, die in elke vorm van geneeskunde centraal staat, wordt helemaal verbroken in het voorliggend wetsvoorstel. Het voorstel propageert een model van contractgeneeskunde waarbij wensouders een verzoek tot medisch begeleide bevruchting indienen en waarbij de fertiliteitscentra binnen de maand een schriftelijke weigering moeten bezorgen aan de wensouders, met duidelijke omschrijving van de redenen voor de weigering. In een aantal gevallen moeten de wensouders zelfs een schriftelijke aanvraag (al dan niet met aangetekend schrijven) doen bij het fertiliteitscentrum. Dat soort contractuele aanpak kan passen in een juridische context, in een medische omgeving waar het vertrouwen tussen patiënt en arts/fertiliteitscentrum absoluut centraal staat, is hij niet wenselijk.

De voorgestelde procedures staan trouwens mijlenver van de huidige goede praktijk, zijn volkomen zinloos, zorgen voor een basis van wantrouwen tussen arts en patiënt en zullen leiden tot toenemende juridische procedures. Bovendien zullen de procedures leiden tot een drempelverlaging waarbij dure behandelmethoden onnodig onder druk van de patiënt zullen worden toegepast. Ook zullen de administratieve kosten voor het dossierbeheer onvermijdelijk toenemen, en die kosten zullen ten laste komen van de patiënt zelf en van de belastingbetaler. Dat kan en mag niet de bedoeling zijn.

Daarom is het belangrijk dat het wetsvoorstel op het punt van procedures grondig wordt aangepast. Het vertrouwen binnen de arts-patiëntrelatie moet centraal komen te staan, net als de verplichting tot volledig onderzoek en tot een medische diagnose vooraleer een vruchtbaarheidsverhogende behandeling wordt gestart. Verder moet het principe van de schriftelijke overeenkomst bij medisch begeleide bevruchting centraal staan, gezien de delicate materie (gebruik van eicellen, zaadcellen, embryo's). Maar verder mag het niet gaan: alle onnodige kafkaiaanse aanvraag- en antwoordprocedures moeten chirurgisch uit dit wetsvoorstel verwijderd worden, als een kwaadaardig gezwel dat de vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt ondermijnt.
06 jun 2006
meer over
zie ook rubriek