De machtige witte jas

Bijna de helft van de artsen zou levensbeëindigend te werk gaan, door de behandeling stop te zetten of door levensverkortende kalmeer- of pijnmiddelen toe te dienen, zonder hun beslissing te bespreken met de patiënt of zijn verwanten.
Dat toch wel shockerende hoge aantal komt uit een rondvraag van het medische weekblad De arts' style='color:#00896e;border-bottom:1px dotted #00896e;'>huisarts. Bijna de helft van de medische stand vindt het dus niet nodig om een toch wel erg existentiële beslissing over leven en dood zelfs maar mee te delen aan de direct betrokkene, degene die al dan niet doodgaat.


Dan heb je al een paar decennia de mond vol over rechten' style='color:#00896e;border-bottom:1px dotted #00896e;'>patiëntenrechten, en de noodzaak tot betere en transparantere communicatie tussen arts en patiënt.


Die houding kan in een aantal gevallen best ingegeven zijn door mededogen. Wat niet weet, wat niet deert, en waarom zou je het laatste sprankeltje hoop wegnemen om in de plaats een soort doodvonnis uit te spreken.


Maar dat kan geen volledige verklaring zijn voor dit gigantische cijfer. Veeleer moet de verklaring gezocht worden in een mentaliteit van de dokter, die oprecht is gaan geloven dat hij alleen over de kennis en de bagage beschikt om zulke zwaarwegende beslissingen te nemen.


Die mentaliteit zit fundamenteel fout. De jongste decennia heeft zich een onomkeerbaar proces van groeiende wilsbekwaamheid bij de patiënt voltrokken, een groeiend opeisen van het recht op zelfbeschikking, wat uiteindelijk ook geleid heeft tot de euthanasiewet.


Die geeft de patiënt niet alleen het recht om te kiezen voor een waardig levenseinde, het is ook een bevestiging van zijn wilsautonomie, van zijn recht om niet alleen mee te praten, maar ook te beslissen over zijn eigen lot.


Dat nogal wat leden van de medische stand zich destijds tegen die wetgeving verzet hebben, zo mag je uit deze cijfers afleiden, had niet zozeer te maken met het levensbeëindigend handelen op zich, als wel met het feit dat de beslissingsbevoegdheid daarover voor een stuk van arts naar patiënt verschoven werd.


Voor veel artsen blijft de patiënt een medisch object, waarover zij naar eigen inzichten beschikken en beslissen. Niet alleen bij het levenseinde zelf, maar ook bij een gewoon ziekenhuisverblijf, waar de meest gehoorde klacht het ontbreken van ernstige en goede communicatie blijft.


Blijkbaar geloven nog veel artsen dat het bespreken van de gezondheidstoestand van de patiënt op een of andere manier een aantasting van hun vakkennis en autoriteit zou inhouden, en weigeren ze te aanvaarden dat in een steeds hoger opgeleide samenleving mensen ook mondiger en assertiever worden.


Wil men dit gedateerd paternalisme van de mannen in de witte jassen doen ophouden, dan zal er tijdens de opleiding meer aandacht besteed moeten worden aan communicatie. Want naast de kennis van symptomen, ziektebeelden en remedies, moet de arts ook stilaan leren dat hij zijn stiel niet uitoefent op een willoze medische analfabeet, maar op een wilsbekwaam mens, die in alle opzichten evenveel en zelfs meer rechten op zijn levenseinde kan laten gelden dan zijn behandelende geneesheer.
01 jun 2006
Bron: De Morgen
meer over
zie ook rubriek