De zorgverlening aan diabetici moet helemaal anders worden, zegt het kenniscentrum. Eén Belg op de twintig lijdt vandaag aan diabetes of suikerziekte. Dat worden er straks één op de tien. Dat weten we met zekerheid, zegt het kenniscentrum in zijn rapport over ,,diabetes 2 in de toekomst''.
Dat is zo omdat die aandoening te maken heeft met de veroudering van de bevolking en ook met onze foute voedingsgewoonten, het gebrek aan beweging en de toename van de zwaarlijvigheid. Men kan wel inwerken op die laatste elementen, maar het kenniscentrum heeft niet al te veel hoop: niets doet vermoeden dat er in die foute gedragingen op korte termijn een drastische verandering zal komen, luidt het.
Overigens lijden niet meer alleen oudere mensen aan diabetes (vooral diabetes 2), maar ook almaar meer jongeren. Die moeten niet enkele jaren, maar een heel leven gevolgd en behandeld worden. Blijven we de zorg dan organiseren zoals vandaag? Neen, bepleit het kenniscentrum.
Er is al veel veranderd aan die zorg. De technologie maakt het mogelijk dat veel patiënten zichzelf al insuline toedienen in de loop van de dag. Maar nog lang niet genoeg volgens het kenniscentrum. ,,Hoewel diabetes 2 een levenslange chronische aandoening is, organiseren we de zorg vandaag nog alsof het om een gewone kortstondige acute aandoening gaat.''
We sturen een arts langs, geven een medicijn, meten de bloedspiegel, geven de patiënt wat goede raad en laten hem geregeld naar de specialist in het ziekenhuis gaan.
Dat is niet efficiënt, en relatief duur, zo luidt de analyse.
We moeten naar een geïntegreerde aanpak waarin alle aspecten van de gezondheid worden aangepakt, door meerdere deskundigen die onderling duidelijke afspraken hebben, en die ook een actieve rol aan de patiënt geven, luidt het.
Het kenniscentrum haalt die inspiratie uit de landen waar men al verder geëvolueerd is met de diabeteszorg.
Wat dit precies voor de patiënt zal betekenen, is nog lang niet duidelijk. Enkele elementen drijven al boven. In plaats van een voorschriftje voor een medicijn, en wat losse raadgevingen over de voeding, zal de patiënt een heus programma krijgen dat ook zijn voeding en zijn hele levenswandel betreft.
Hij zal niet alleen een huisarts of een specialist voor zich krijgen, maar dikwijls een huisarts en soms een specialist, en daarnaast erg vaak een diabetesverpleegkundige, en geregeld een diëtist. Die experts zullen een protocol hebben dat hun samenwerking regelt, en vastlegt wie wat doet en wanneer. Ze zullen richtlijnen volgen waarvan internationaal is uitgemaakt dat ze resultaat hebben. En ze zullen beschikken over een gemeenschappelijke computer die ze toelaat te volgen wat de ander gedaan heeft. Zo'n computer kan ook de patiënt verwittigen wat hij moet doen. Want de patiënt zelf zal ook een actievere rol krijgen in zijn verzorging, zo luidt het.
Het kenniscentrum beveelt dit aan. Maar dit vergt een andere organisatie van de gezondheidszorg, en grote veranderingen in de geldstromen van de ziekteverzekering. En daar durven belangengroepen zich wel eens tegen te verzetten. Anderzijds zijn sommige ziekenfondsen, onder meer het onafhankelijke, al een tijd bezig met het ontwikkelen van specifieke programma's en een betere terugbetaling van diabetici die een geïntegreerd zorgprogramma volgen. Ook voor obesitas is dat het geval (DS 27 april).
www.kenniscentrum.fgov.be
Overigens lijden niet meer alleen oudere mensen aan diabetes (vooral diabetes 2), maar ook almaar meer jongeren. Die moeten niet enkele jaren, maar een heel leven gevolgd en behandeld worden. Blijven we de zorg dan organiseren zoals vandaag? Neen, bepleit het kenniscentrum.
Er is al veel veranderd aan die zorg. De technologie maakt het mogelijk dat veel patiënten zichzelf al insuline toedienen in de loop van de dag. Maar nog lang niet genoeg volgens het kenniscentrum. ,,Hoewel diabetes 2 een levenslange chronische aandoening is, organiseren we de zorg vandaag nog alsof het om een gewone kortstondige acute aandoening gaat.''
We sturen een arts langs, geven een medicijn, meten de bloedspiegel, geven de patiënt wat goede raad en laten hem geregeld naar de specialist in het ziekenhuis gaan.
Dat is niet efficiënt, en relatief duur, zo luidt de analyse.
We moeten naar een geïntegreerde aanpak waarin alle aspecten van de gezondheid worden aangepakt, door meerdere deskundigen die onderling duidelijke afspraken hebben, en die ook een actieve rol aan de patiënt geven, luidt het.
Het kenniscentrum haalt die inspiratie uit de landen waar men al verder geëvolueerd is met de diabeteszorg.
Wat dit precies voor de patiënt zal betekenen, is nog lang niet duidelijk. Enkele elementen drijven al boven. In plaats van een voorschriftje voor een medicijn, en wat losse raadgevingen over de voeding, zal de patiënt een heus programma krijgen dat ook zijn voeding en zijn hele levenswandel betreft.
Hij zal niet alleen een huisarts of een specialist voor zich krijgen, maar dikwijls een huisarts en soms een specialist, en daarnaast erg vaak een diabetesverpleegkundige, en geregeld een diëtist. Die experts zullen een protocol hebben dat hun samenwerking regelt, en vastlegt wie wat doet en wanneer. Ze zullen richtlijnen volgen waarvan internationaal is uitgemaakt dat ze resultaat hebben. En ze zullen beschikken over een gemeenschappelijke computer die ze toelaat te volgen wat de ander gedaan heeft. Zo'n computer kan ook de patiënt verwittigen wat hij moet doen. Want de patiënt zelf zal ook een actievere rol krijgen in zijn verzorging, zo luidt het.
Het kenniscentrum beveelt dit aan. Maar dit vergt een andere organisatie van de gezondheidszorg, en grote veranderingen in de geldstromen van de ziekteverzekering. En daar durven belangengroepen zich wel eens tegen te verzetten. Anderzijds zijn sommige ziekenfondsen, onder meer het onafhankelijke, al een tijd bezig met het ontwikkelen van specifieke programma's en een betere terugbetaling van diabetici die een geïntegreerd zorgprogramma volgen. Ook voor obesitas is dat het geval (DS 27 april).
www.kenniscentrum.fgov.be