De hoeveelheid van het eiwit amyloïde dat in hersencellen wordt aangetroffen, is een belangrijke risicofactor voor de ziekte van Alzheimer. Vorsers van het Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie (VIB) hebben dat als eersten aangetoond. Men weet al langer dat het amyloïde eiwit de belangrijkste component is van de vernietigende eiwitafzettingen in de hersenen. 'Onze ontdekking toont dat het onderzoek naar dat eiwit het juiste denkspoor is', meent wetenschappelijk directeur Christine Van Broeckhoven.
De ziekte van alzheimer is een geheugenziekte en treft tot 70 procent van alle dementerenden. In België lijden ongeveer 100.000 mensen aan alzheimer. De aandoening vernietigt langzaam hersencellen in de diepe delen van de hersenen die instaan voor het geheugen en de kennis. Uit genetisch onderzoek bleek eerder al een direct verband tussen het amyloïde eiwit, het ontstaan van de seniele plakken (eiwitafzettingen in de hersenen) en het verlies van hersencellen. Het amyloïde eiwit wordt door enzymen uit een groter voorlopereiwit 'geknipt'. In zeer zeldzame gevallen, bij minder dan 1 op de 1.000 patiënten, zijn er mutaties in dat voorloper- eiwit. Het verandert dan van vorm, wordt anders geknipt en krijgt ook andere eigenschappen, waardoor het gaat samenklitten en neerslaan in seniele plakken. Hoe deze afzettingen in de hersenen ontstaan, staat centraal in de koortsachtige zoektocht naar een therapie.
Mutaties
Jessie Theuns en haar collega's van het Antwerpse team van onderzoekster Christine Van Broeckhoven gingen ervan uit dat ook de hoeveelheid van het amyloïde voorlopereiwit een rol kan spelen, omdat patiënten met het Downsyndroom (mon- golisme) de ziekte van Alzheimer krijgen. Wie lijdt aan Down heeft drie kopieën van het gen voor dat eiwit in plaats van twee en produceert daarom 150 procent in plaats van 100 procent van dat eiwit.
De genetici onderzochten de promotor, de erfelijke code die instaat voor de mate waarin het gen tot expressie wordt gebracht (de mate waarin het gen 'werkzaam' is). Hoe meer het tot expressie wordt gebracht, hoe meer eiwit het lichaam aanmaakt. In jongere Belgische en Nederlandse Alzheimerpatiënten, bij wie de ziekte begon voor hun 70ste, vonden de onderzoekers mutaties in de promotor. De mutaties met een invloed op de hoeveelheid voorlopereiwit komen tot 20 keer meer voor dan de mutaties die zijn vorm veranderen. Ze zijn dus veel belangrijker. Bovendien is er een verband met de leeftijd waarop de symptomen voor het eerst worden waargenomen. Hoe hoger de expressie van het gen, tot 150 procent zoals in het Downsyndroom, hoe jonger de patiënt. De ziekte begint dan al tussen 50 en 60 jaar. De hoeveelheid amyloïde voorlopereiwit is dus in het verouderingsproces een belangrijke genetische risicofactor voor Alzheimerdementie, besluiten de onderzoekers.
'In de zoektocht naar diagnostische tests en geneesmiddelen moet rekening worden gehouden met onze nieuwe bevindingen', zegt Christine Van Broeckhoven. 'Ze tonen aan dat de processen bij Alzheimer nog veel ingewikkelder verlopen dan werd aangenomen. Hoopgevend is echter dat de resultaten ook aangeven dat het amyloïde eiwit het juiste doel is van het Alzheimeronderzoek. In diagnostische tests moet men op zoek gaan naar de mutaties met een invloed op de expressie van het gen, omdat ze zelf een risicofactor zijn voor Alzheimerdementie. En toekomstige behandelingen zullen zich moeten richten op het verwijderen of voorkomen van dat amyloïde eiwit.' Het onderzoek van de VIB-wetenschappers verschijnt in juni in het toonaangevende tijdschrift The American Journal of Human Genetics. FVH
Mutaties
Jessie Theuns en haar collega's van het Antwerpse team van onderzoekster Christine Van Broeckhoven gingen ervan uit dat ook de hoeveelheid van het amyloïde voorlopereiwit een rol kan spelen, omdat patiënten met het Downsyndroom (mon- golisme) de ziekte van Alzheimer krijgen. Wie lijdt aan Down heeft drie kopieën van het gen voor dat eiwit in plaats van twee en produceert daarom 150 procent in plaats van 100 procent van dat eiwit.
De genetici onderzochten de promotor, de erfelijke code die instaat voor de mate waarin het gen tot expressie wordt gebracht (de mate waarin het gen 'werkzaam' is). Hoe meer het tot expressie wordt gebracht, hoe meer eiwit het lichaam aanmaakt. In jongere Belgische en Nederlandse Alzheimerpatiënten, bij wie de ziekte begon voor hun 70ste, vonden de onderzoekers mutaties in de promotor. De mutaties met een invloed op de hoeveelheid voorlopereiwit komen tot 20 keer meer voor dan de mutaties die zijn vorm veranderen. Ze zijn dus veel belangrijker. Bovendien is er een verband met de leeftijd waarop de symptomen voor het eerst worden waargenomen. Hoe hoger de expressie van het gen, tot 150 procent zoals in het Downsyndroom, hoe jonger de patiënt. De ziekte begint dan al tussen 50 en 60 jaar. De hoeveelheid amyloïde voorlopereiwit is dus in het verouderingsproces een belangrijke genetische risicofactor voor Alzheimerdementie, besluiten de onderzoekers.
'In de zoektocht naar diagnostische tests en geneesmiddelen moet rekening worden gehouden met onze nieuwe bevindingen', zegt Christine Van Broeckhoven. 'Ze tonen aan dat de processen bij Alzheimer nog veel ingewikkelder verlopen dan werd aangenomen. Hoopgevend is echter dat de resultaten ook aangeven dat het amyloïde eiwit het juiste doel is van het Alzheimeronderzoek. In diagnostische tests moet men op zoek gaan naar de mutaties met een invloed op de expressie van het gen, omdat ze zelf een risicofactor zijn voor Alzheimerdementie. En toekomstige behandelingen zullen zich moeten richten op het verwijderen of voorkomen van dat amyloïde eiwit.' Het onderzoek van de VIB-wetenschappers verschijnt in juni in het toonaangevende tijdschrift The American Journal of Human Genetics. FVH