Privé-ziekenhuisgroepen winnen aan belang

In verscheidene Europese landen nemen privé-ziekenhuizen een steeds belangrijker deel van de publieke gezondheidszorg op zich. De vergrijzing van de bevolking en de beperkte financiële mogelijkheden van de overheid zetten de klassieke systemen onder druk. Een aantal beursgenoteerde gezondheidsinstellingen speelt volop in op deze trend.
De vergrijzing van de Europese bevolking komt in het volgende decennium in een stroomversnelling. Het aandeel van de zestigplussers zal in 2020 toegenomen zijn tot 27 procent van de bevolking, tegenover 21 procent in 1990. Zoals de grafiek duidelijk maakt is de impact van de veroudering op het aantal ziekenhuisopnames nu al groot en dat zal enkel maar toenemen. Het voorbeeld in de grafiek betreft de situatie in Duitsland, maar de trend kan doorgetrokken worden naar heel Europa.

Aangezien de financiering van de gezondheidszorg in Europa grotendeels via de nationaal georganiseerde stelsels voor sociale zekerheid gebeurt, hoeft het geen betoog dat de huidige systemen fors onder druk komen te staan en dat de overheden op zoek zijn naar middelen om de kosten te drukken.

Er wordt gewerkt aan een voortdurende responsabilisering van de sector en verhoging van de efficiëntie. Voorbeelden zijn de overschakeling naar nieuwe terugbetalingssystemen waarbij niet meer met enveloppes of terugbetalingen per ligdag wordt gewerkt, maar per ingreep een vaste vergoeding wordt terugbetaald aan de ziekenhuizen. Hoewel het systeem de totale uitgaven niet noodzakelijk verlaagt, bestraft het wel de overconsumptie bij een deel van de ziekenhuizen.

Het systeem is vorig jaar ingevoerd in Frankrijk. Ook Duitsland begon in 2004 met een geleidelijke overschakeling naar een forfaitair systeem, dat tegen 2009 volledig van kracht moet zijn. Ook in Groot-Brittannië is het al sinds 2003 gedeeltelijk in werking.

Verschillende Europese landen kennen een steeds grotere rol toe aan de privé-sector. De redenering is dat zij vergelijkbare diensten kunnen leveren tegen een lagere kostprijs. Zo wordt in Duitsland volop de kaart getrokken van de privatiseringen. Duitsland is de koploper in het beslag dat de gezondheidsuitgaven leggen op de economie. In Duitsland wordt 10,9 procent van het bruto binnenlands product (BBP) gespendeerd aan gezondheidszorg, terwijl het Europese gemiddelde beneden 8 procent ligt.

In Duitsland zijn de deelstaten verantwoordelijk voor het ziekenhuisbeleid en de uitbouw van de ziekenhuisinfrastructuur. In bepaalde deelstaten zoals Thüringen loopt het aandeel van de privé-ziekenhuizen op tot meer dan 35 procent. Analisten verwachten dat de volgende tien jaar het marktaandeel van de privé-ziekenhuizen in heel Duitsland oploopt tot 25 procent, tegenover de huidige 8 procent.

Ook Groot-Brittannië geeft een steeds groter deel van de koek aan de privé-sector. Maar daar is dat niet het gevolg van besparingen maar net van een uitbreiding van de overheidsinvesteringen in de sector om de wachtlijsten terug te dringen en de kwaliteit te verhogen. De regering-Blair wil tegen 2008 10 procent van het bruto binnenlands product spenderen aan gezondheidszorg, tegenover 6,5 procent in 2000. Om de achterstand weg te werken en nieuwe capaciteit te creëren worden langetermijncontracten voor diensten uitgeschreven waarop privé-ziekenhuisgroepen kunnen inschrijven.

Ook in Spanje is een herstelbeweging ingezet om de wachtlijsten terug te dringen waarbij de privé-sector actief wordt betrokken via de toekenning van concessies voor de uitbating van ziekenhuizen.

Voortouw
Een aantal Europese privé-ziekenhuisgroepen, waarvan enkele beursgenoteerd, probeert actief het voortouw te nemen in de nieuwe opportuniteiten en consolidatie in de sector. Zij hebben allemaal gemeen dat zij werken in een kader waar de overheidsreglementering en -tussenkomst een uiterst belangrijke rol spelen. Ondanks de vergrijzing en de groeiende vraag naar ziekenhuisopname is de organische groei over het algemeen beperkt vanwege de beperkte stijging in de uitgaven voor gezondheidszorg en de toenemende druk om kostenefficiënt te werken.

Het Duitse Rhön Klinikum is de grootste Europese beursgenoteerde ziekenhuisgroep met een marktkapitalisatie van 1,9 miljard euro en een omzet van 1,4 miljard euro in 2005. Daarop werd een operationele winst van 140 miljoen euro geboekt. De groep focust volledig op Duitsland en beheert meer dan 12.000 ziekenhuisbedden. De strategie van Rhön Klinikum bestaat erin onrendabele privé- of publieke ziekenhuizen over te nemen en te herstructureren. Het bedrijf slaagde er meestal in de rendabiliteit van de overgenomen ziekenhuizen in vier jaar tijd op groepsniveau te brengen.

De modus operandi is steevast dezelfde. Het personeelsbestand wordt teruggedrongen. In de publieke sector maken de personeelskosten vaak 70 procent uit van de omzet, terwijl dat bij Rhön Klinikum 52 procent bedraagt. Voorts wordt geďnvesteerd in zowel de gebouwen, de faciliteiten als de medische apparatuur. Dat moet leiden tot een betere kostenstructuur met behoud of verbetering van de kwaliteitsniveaus. Ook tracht Rhön steeds te werken met clusters van ziekenhuizen in een bepaalde regio, waardoor via specialisatie de capaciteit beter benut kan worden.

Het bedrijf nam de laatste zeven jaar gemiddeld 1.400 bedden per jaar over, met een versnelling in het tempo van overnames in de voorbije twee jaar. In 2004 en 2005 nam Rhön Klinikum 3.000 bedden per jaar over.

De tweede grote speler is het Zweedse Capio. Capio is de enige pan-Europese ziekenhuisgroep. Naast Scandinavië, goed voor 21 procent van de omzet, is de groep actief in Groot-Brittannië (27 procent), Spanje 24 procent en Frankrijk (17 procent). De rest van de omzet wordt gerealiseerd in de diagnostica-afdeling die niet aan een regio wordt toegewezen. Capio zag zijn omzet in 2005 30 procent stijgen dankzij verdere overnames, voornamelijk in Spanje. Het belangrijkste voordeel van de internationale spreiding ligt in de risicodiversificatie. Aangezien de gezondheidszorg nationale materie is, is het risico van de negatieve impact van een overheidsbeslissing beperkt.

Dat de impact van de overheid substantieel kan zijn, mocht het Franse Générale de Santé dit jaar nog ondervinden. De Franse ziekenhuisgroep, de op twee na grootste van Europa, zag haar koers sinds begin dit jaar met 18 procent dalen. Aanleiding was de beslissing van de Franse overheid om de forfaitaire tarieven voor terugbetaling met 1 procent terug te schroeven. De markt ging uit van een stijging met 2 procent. Aangezien de kostenbasis bij de ziekenhuizen grotendeels vast is, is de impact op het verwachte resultaat meteen voelbaar. Toch wordt er nog steeds vanuit gegaan dat de prijzen minimaal gelijke tred zullen houden met de inflatie. De impact van de maatregel is immers nog groter op de publieke sector dan op de private sector: de meeste Franse publieke ziekenhuizen zijn al verlieslatend en worden door de maatregelen nog verder in het rood gedrukt.

Waardering
Zoals blijkt uit de tabel, ligt de waardering van de drie grote groepen op basis van zowel koers-winstverhouding, als ondernemingswaarde-bedrijfskasstroom dicht bij elkaar. De verwachte stijging van de winst per aandeel ligt dit jaar bij Capio merkelijk hoger. Er dient wel bij gezegd dat het bedrijf een kapitaalverhoging plant in de volgende maanden, wat dus zal leiden tot een verwatering van de winst. Capio wil zijn kapitaal optrekken met 1,5 'tot 2 miljard Zweedse kronen (160-210 miljoen euro). De exacte modaliteiten van de kapitaalverhoging worden eind april vastgelegd. Zoals blijkt uit de analistenopinie zijn analisten het positiefst over Capio. Een mogelijke verklaring ligt in het lagere risicoprofiel van de groep dankzij de internationale diversificatie. Tevens is de groep actief in de twee Europese landen waar de groeiperspectieven het grootst zijn, Groot-Brittannië en Spanje. Het minst geliefd is momenteel Générale de Santé, na de negatieve beslissing van de Franse overheid. Dankzij een aantal overnames eind vorig jaar wordt het bedrijf nog wel in staat geacht een winstgroei te realiseren.
13 mrt 2006
Bron: De Tijd
meer over
zie ook rubriek