Een op vijf stervenden krijgt opiaten

Terminale patiënten die aan kanker lijden of die mondig zijn, krijgen meer pijnbestrijding toegediend dan andere. Dat leert een onderzoek dat professor Johan Bilsen en de onderzoeksgroep Zorg rond het Levenseinde van de VUB verrichtten in zes Europese landen (Vlaanderen, Nederland, Denemarken, Zweden, Zwitserland, Italië) samen met collega's van de Universiteit Gent en van andere Europese universiteiten.
In dit onderzoek deden ze twee grote vaststellingen.

Eerst en vooral blijkt dat ruim twintig procent van de patiënten in de laatste levensdagen en -uren middelen krijgt om de pijn weg te werken of te onderdrukken - vooral opiaten zoals morfine - waarvan de arts denkt dat ze mogelijk het leven van de patiënt kunnen verkorten.

De resultaten verschillen minder per land dan bij andere vormen van medisch optreden rond het levenseinde zoals terminale sedatie (DS 3 maart) of euthanasie. Overal schommelt het percentage rond de 20 procent: van 19 procent in Italië tot 26 procent in Denemarken.

De meestgebruikte middelen zijn opiaten zoals morfine. Hun aandeel bedraagt tot 90 procent. Meestal worden erg lage dosissen gebruikt, minder dan 300 mg, zeggen de onderzoekers. Een levensverkortend effect is volgens hen vrij onwaarschijnlijk bij zulke dosissen.

Merkwaardig is de vaststelling dat alleen kankerpatiënten en mondige patiënten beduidend hogere dosissen krijgen, die uiteraard effectiever zijn.

Dat wijst volgens professor Johan Bilsen op een te grote aarzeling bij de artsen. Het doet volgens hem de vraag rijzen of ze niet-mondige patiënten zonder kanker in hun laatste levensdagen niet meer laten lijden dan nodig is.
Interessante links:
06 mrt 2006
meer over
zie ook rubriek