VVI reageert op aanbeveling Hoge Gezondheidsraad ivm gezelschapdieren in verzorgingsinstellingen

De Hoge Gezondheidsraad (HGR) beveelt aan om gezelschapsdieren toe te laten in rusthuizen, psychiatrische instellingen en palliatieve centra. Dat stond vanmorgen in de krant Het Laatste Nieuws. Het VVI steunt deze idee al verschillende jaren.
Zeker in de geestelijke gezondheidszorg bestond er een lange traditie van omgaan met dieren. Vroeger hadden bijna alle psychiatrische ziekenhuizen hun eigen boerderij. Proefondervindelijk blijkt dat psychiatrische patiënten - in combinatie met medisch-biologische, psychologische en sociale therapie - baat hebben bij contact met dieren. Dat contact stimuleert hen om zorg en verantwoordelijkheid op te nemen, en om anderen opnieuw te vertrouwen. Op vandaag wordt hetzelfde beoogd door zorgboerderijen, evenwel buiten het ziekenhuis. Dit met de bijkomende bedoeling om patiënten ook beter te integreren in de samenleving buiten de zorgvoorziening. Ook bij andere therapieën wordt er vaak een beroep gedaan op dieren. Het deugdelijk effect van werken met dieren in de geestelijke gezondheidszorg is inmiddels ook wetenschappelijk onderbouwd. Bepaalde voorzieningen werken met paarden bij de therapie. In Gent loopt momenteel een project in de forensische psychiatrie, waar geïnterneerden asielhonden sociaal heropvoeden, zodat ze een nieuwe thuis kunnen vinden. Ook in de rusthuissector bestaat er een traditie in vele voorzieningen om huisdieren in te schakelen, of de bewoners de kans te geven hun huisdier mee te nemen wanneer ze de stap zetten naar een woon- en zorgcentrum. Hun motief hierbij is het streven naar huiselijkheid en warme, geïndividualiseerde zorg. In Vlaanderen werd hierover wetenschappelijk onderzoek gevoerd. Zo was er in 2002 een onderzoek van LUCAS (Leuvense Universiteit en Caritas Samenwerkingsverband voor onderzoek in de zorgsector), dat de krijtlijnen schetste voor een voorzieningsbeleid rond huisdieren. De opvolging ervan leidde tot een aantal druk door de sector bijgewoonde studiedagen, vormings- en opleidingsinitiatieven. De kern van het verhaal is dat een aantal ouderen (er is geen reden om aan te nemen dat dit aantal hoger of lager zou zijn dan bij de Vlaamse bevolking in de thuissituatie) genieten van de aanwezigheid van een huisdier in hun omgeving, en dus vragende partij zijn voor een huisdier in een woon- en zorgcentrum. Een aantal voorzieningen wil een antwoord bieden op die vraag, door een huisdierenbeleid te ontwikkelen. Zonder dit huisdierenbeleid is het introduceren van huisdieren in een zorgvoorziening immers een vooraf verloren zaak. Ook dit was een conclusie van het onderzoek van LUCAS. Het VVI verheugt zich over de stellingname van de Hoge Gezondheidsraad, maar wenst toch enkele aanbevelingen te formuleren. Vooreerst is het belangrijk dat de introductie van huisdieren in zorgvoorzieningen weloverwogen gebeurt, en dat er een strikt afsprakenkader wordt gehanteerd. In de praktijk zijn woon- en zorgcentra, evenals de andere zorgvoorzieningen, vormen van collectief wonen, waar individuele rechten zorgvuldig moeten worden afgewogen tegenover het belang van het samenleven met anderen, en ook tegenover de solidariteit met andere individuen in de groep. Het individueel recht op een huisdier kan nooit absoluut of afdwingbaar zijn, maar is relatief tegenover onder andere het recht van de medebewoners op een veilige en leefbare omgeving, het recht van de zorgverleners op veilige arbeidsomstandighedenà Eerder dan regelgeving die individuele ouderen in zorgvoorzieningen het recht op een gezelschapsdier onvoorwaardelijk toekent, verkiest het VVI regelgeving die een huisdierenbeleid in de zorgvoorzieningen ondersteunt en zelfs stimuleert. Op die manier wordt het aanwezig zijn van en het werken met huisdieren een vorm van zorgdifferentiatie Het afdwingbaar maken van het individuele recht op een huisdier is voor het VVI een brug te ver. Duidelijke afspraken over type van dieren, verzorging, hygiëne, veiligheid en verantwoordelijkheid zijn absoluut noodzakelijk. Een project heeft maar kans op slagen op voorwaarde dat zowel directie en personeel als patiënten en hun familie er kunnen achterstaan.
25 jan 2006
Bron: Belga
meer over
zie ook rubriek