80-plussers in rusthuis voelen zich goed in hun vel

Tachtigplussers die in een rusthuis verblijven, schatten hun gezondheidstoestand als beter in dan leeftijdsgenoten die thuis wonen. Ze voelen zich ook beter dan vijf jaar eerder. Jonge rusthuisbewoners voelen zich dan weer niet zo goed.
ER is wel degelijk een verschil tussen ouderen die nog thuis wonen, en zij die hun intrek hebben genomen in een rusthuis of een rust- en verzorgingstehuis (rvt). Dat blijkt uit onderzoek van het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudies. Het verschil zit om te beginnen in objectieve, sociaal-demografische factoren.

Zo is het aantal kinderloze 75-plussers groter in het rusthuis dan bij thuiswonenden. ouderen met kinderen vinden blijkbaar bij hen nog altijd de ondersteuning die hen in staat stelt om langer thuis te blijven.

En van alle thuiswonende ouderen, tussen 75 en 80 jaar oud, is net iets meer dan de helft nog getrouwd. Na de scharnierleeftijd van 80 raken meer en meer ouderen 'verweduwd'. Onder rusthuisbewoners, van welke leeftijd ook, vormen weduwen en weduwnaars sowieso de grootste groep. Je man of vrouw verliezen is dus een mogelijke aanleiding om de stap naar een rusthuis of rvt te doen.

In de beide groepen, zowel thuis als in een rusthuis, zijn vrouwen in de meerderheid. Maar bij de thuiswonende bejaarden is dat overwicht iets minder groot.

Bijna de helft van beide populaties heeft alleen lager onderwijs genoten: het gaat om mensen die hun eerste woordjes leerden lezen tussen de twee wereldoorlogen. Een teken des tijds: er zijn beduidend meer hoger opgeleide mannen, in beide bewonerscategorieën.

De resultaten met betrekking tot het vroegere beroep liggen in dezelfde lijn: meer dan een derde van de thuiswonende vrouwen en vier op de tien vrouwelijke bewoners hebben nooit betaald werk verricht.

Wat zeggen deze ouderen zelf? Gevraagd naar hun gezondheid schat zowat de helft van beide populaties die positief in.

Vanaf tachtig jaar tekent er zich een verschil af: ineens zijn er verhoudingsgewijs meer rusthuisbewoners die zich goed in hun vel voelen. Dat valt des te meer op als je hen vraagt hun huidige gezondheidstoestand te vergelijken met die van vijf jaar geleden. Rusthuisbewoners zeggen dat ze er nu beter aan toe zijn dan toen, hoewel ze tegelijk aangeven dat ze een beperktere bewegingsvrijheid hebben.

Thuiswonenden zeggen vaker dat hun fysieke conditie nu minder goed is dan vijf jaar geleden. Toch kan, van alle ouderen tussen 85 en 90 jaar, driekwart zich nog zelfstandig voortbewegen binnenshuis. Wat maar voor een kwart van de rusthuisbewoners van die leeftijd geldt.

Ouderen die niet meer zonder hulp uit hun zetel of bed geraken, zijn gering in aantal: het gaat om 7 procent van de rusthuisbewoners en 1 procent van de thuiswonenden.

Gevraagd naar plezier in het leven, situeren thuisbewoners zich dan weer het meest aan de positieve kant. Maar de oudste ouderen thuis voelen zich minder goed, net als de jongste rusthuisbewoners. Verklaring voor dat laatste kan het referentiekader zijn, waarin jonge rusthuisbewoners geconfronteerd worden met de aftakeling van hun oudere medebewoners.

Er werden enkel rusthuis- en RVT-bewoners bevraagd die geen dementie-diagnose hebben.
16 sep 2005
meer over
zie ook rubriek