Minder sterfgevallen na hart-long- en longtransplantaties

De overlevingskans van patiënten die in de Universitaire Ziekenhuizen van de K.U.Leuven een hart-long- of longtransplantatie ondergaan, zijn de jongste jaren duidelijk verbeterd. Dat blijkt uit cijfers die gepubliceerd staan in het Tijdschrift voor Geneeskunde.

245 ingrepen

In Leuven werd in 1991 gestart met dergelijke ingrepen. Eind juni 2004 waren er al 245 uitgevoerd. Tussen juli 1991 en half mei 2000 werden 100 ingrepen uitgevoerd, nadien nog 145. In de tweede groep bleef de mortaliteit gedurende de eerste 6 weken na de operatie beperkt tot minder dan 5 procent, terwijl dat in de eerste periode nog
bijna 20 procent bedroeg. Na 6 maanden overleefde 94 procent van de tweede groep, tegenover ongeveer 74 procent van de eerste. Na 4 jaar is dat respectievelijk 80 en 45 procent.

Aanpak chronische afstoting fel verbeterd

Volgens de onderzoekers zijn de betere overlevingskansen het gevolg van de sterk verminderde mortaliteit tijdens en gedurende de eerste periode na de operatie. Daarnaast is de aanpak van de chronische afstoting fel verbeterd zodat dit probleem vroegtijdig ontdekt en sneller behandeld kan worden. Vijftien procent kampt na het eerste jaar met dit fenomeen.

Chronisch gebrek aan longdonoren

De onderzoekers maken tot slot melding van een chronisch tekort aan geschikte longdonoren. In het UZ Leuven bedroeg de gemiddelde wachttijd het afgelopen decennium voor een enkelzijdige longtransplantatie 165 dagen, voor een dubbele 198 dagen en voor een hart-longtransplantatie 236 dagen. Vrouwen moeten hierbij gemiddeld langer wachten dan mannen (243 versus 148 dagen), wat louter en alleen het gevolg is van hun kleinere gestalte.
08 sep 2005
meer over
zie ook rubriek