Donorsinseminatie nog steeds in trek

Voor de nieuwe vruchtbaarheidstechnieken doorbraken, kon je als onvruchtbaar stel alleen maar hopen dat zaad van een donor je aan een kind zou helpen. Maar uit onderzoek van de VUB blijkt dat donorinseminatie nog altijd in trek is. De veronderstelling dat de techniek overbodig zou worden, is daarmee weerlegd.
Inseminatie met donorsperma (KID) is één van de oudste en eenvoudigste technieken van medisch geassisteerde voortplanting. Het is zo eenvoudig dat je er zelfs niet per se voor naar de dokter hoeft: als een vriend je uit de nood wil helpen, kun je ook aan zelfinseminatie doen.

Onderzoek van het Brusselse academisch ziekenhuis bij 440 heteroseksuele paren die een beroep deden op donorinseminatie tussen 1994 en 2002, laat zien dat bijna één op drie onmiddellijk voor donorinseminatie koos.

Ze overwogen niet eerst andere alternatieven uit te proberen. Het gaat dan met name om icsi-behandeling: dat is een in vitro-bevruchting waarbij één zaadcel door de laborant in een eicel wordt gedwongen.

Bij een gewone in vitro-bevruchting laat men het proces in het schaaltje zelf zijn gang gaan.

icsi is een vrij nieuwe techniek, ontworpen aan de vub en vooral een antwoord op de problemen van mannen die te weinig zaadcellen hebben. Maar toch opteert een derde van de onvruchtbare koppels dus om de procedure niet toe te passen, en meteen voor donorinseminatie te gaan.

De redenen daarvoor zijn meestal: dat ze al een ouder kind hebben dat ook met donorsperma is verwekt, dat ze verwachten dat ICSI te veel fysieke ongemakken meebrengt, of dat ze denken dat het teveel moeite is voor te weinig slaagkansen.

De vub-professor Herman Tournaye, die het onderzoek leidde, concludeert dat donorinseminatie nog lang in trek zal blijven. De hoogtechnologische alternatieven zijn immers niet voor iedereen geschikt.
27 mei 2005
meer over
zie ook rubriek