Wat mag hulpverlener vertellen en aan wie?

Hulpverleners zijn gebonden door het beroepsgeheim, maar hoe ver moet dat gaan? En is hulpverlening dan nog wel mogelijk? De schoolresultaten van een meisje uit het vierde leerjaar zijn er sterk op achteruit gegaan. Ze is brutaal in de klas en maakt voortdurend ruzie. De directeur en haar leerkracht vragen aan de medewerker van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding wat er met het kind aan de hand is. De lerares weet dat de ouders in een vechtscheiding zitten. Moet ze dat aan het schoolteam meedelen?
Een licht mentaal gehandicapte jongen van 17 jaar heeft een relatie met een licht gehandicapt meisje van 16 jaar. Moet de opvoeder in het dagcentrum dat aan de ouders van de jongeren vertellen?

Moet een opvoeder de informatie die een jongere hem toevertrouwde, meedelen aan de rest van het team?

Wettelijk zijn hulpverleners en opvoeders gebonden door het beroepsgeheim. Maar een traditionele interpretatie van die zwijgplicht maakt elke vorm van communicatie over cliënten in de hulpverlening onmogelijk, en dus ook vaak de hulpverlening zelf.

,,Voor artsen is het duidelijk. Het begrip beroepsgeheim wordt hun tijdens hun opleiding ingeprent. Maar tijdens de opleiding van hulpverleners is daar weinig aandacht voor'', zegt Johan Put, docent aan de rechtsfaculteit van de KU Leuven. Hij maakt deel uit van de commissie van het Vlaams Welzijnsverbond die zich boog over de problematiek van het beroepsgeheim. Die commissie maakte daar een ethisch advies over dat morgen tijdens een studiedag wordt voorgesteld.

,,als een cliënt iets in vertrouwen aan een hulpverlener of opvoeder vertelt, dan moet je eerst de toestemming van de cliënt hebben voor je het aan andere teamleden, aan de ouders, de voogd of een vertrouwenspersoon doorvertelt'', vindt Jef Scheurweghs. ,,Maar dat is mijn mening, binnen de welzijnssector is daar geen eensgezindheid over.''

Scheurweghs werkt in het Medisch Pedagogisch Centrum Sint Franciscus in Roosdaal. Hij is coördinator van een dagverblijf voor kinderen en jongeren tot 21 jaar met een meervoudige handicap. ,,Je moet je duidelijk afvragen wie je cliënt is: de gehandicapte jongere of de ouders en voogden. Er zijn instellingen die hoe dan ook alle informatie aan de ouders en voogden doorgeven. Ik vind dat dat niet kan zonder overleg met de jongere.''

,,Ik vind wel dat je telkens in gesprek moet gaan en geen conflict mag zoeken. Voorzieningen zouden veel opener moeten zijn in hun communicatie zodat duidelijk is wat de gangbare praktijk is. Maar dat is nog een lange weg die we moeten gaan'', zegt Scheurweghs.

Volgens hem worden veel te veel gegevens verdeeld over veel te veel medewerkers. ,,als je als ouder met je kind in een voorziening komt, worden je de kleren van het lijf gevraagd. Welzijnswerkers willen alles weten. Opvoeders vragen dingen die nodig zijn voor de uitoefening van hun job, maar andere informatie vragen ze alleen omdat ze het prettig vinden om veel te weten.''

,,Neem een gehandicapt kind van wie de vader onbekend is. Op een bepaald moment wordt de oom ervan verdacht dat hij de vader is. Een gezinsbegeleidster moet die gegevens misschien hebben, maar opvoeders hebben daar geen boodschap aan. Toch circuleren die gegevens. Heel wat kinderen in een instelling zoals de onze komen uit gescheiden gezinnen. Opvoeders moeten misschien wel weten dat de ouders gescheiden zijn, maar de reden waarom dat is gebeurd, gaat hun niet aan. Toch wordt dat rondverteld in de instelling'', zegt Scheurweghs.

De hulpverlening is de jongste jaren steeds complexer geworden. Ook mensen van buiten het team worden erbij betrokken. ,,Als je twijfelt of het wel zinvol is om bepaalde informatie aan buitenstaanders te geven, bespreek je dat eerst met het team'', zegt Scheurweghs. ,,Stel dat een jongen in de leefgroep van alles uitspookt en dat het team beslist dat hij niet langer kan blijven en dus naar een andere instelling gaat. Moet je die nieuwe instelling dan vertellen wat hij heeft gedaan? Of moet je hem met een schone lei laten beginnen en hem een nieuwe kans geven? Soms geven we te veel informatie door en ontzeggen we hem op die manier een tweede kans.''

Sommige vragen van derden zetten hulpverleners vaak voor een dilemma. ,,Ouders die in een echtscheiding verwikkeld zijn, vragen - al dan niet via hun advocaat - soms informatie over de andere ouder. Dat kan zeker niet, maar we worden soms wel erg onder druk gezet. Een vrouw moest onlangs voor de rechtbank verschijnen. In het verleden heeft ze in een instelling gezeten. Haar advocaat vroeg ons om informatie over hoe ze zich hier gedroeg. Gewoonlijk geven we die niet. Als het toch moet, moet je de feiten zo sec mogelijk geven, zonder interpretatie.''

,,Een op de drie kinderen in de afdeling is geplaatst door het Comité Bijzondere jeugdzorg of de jeugdrechtbank. Ook die vragen veel informatie over de jongeren. Een jongen die geplaatst was, moest voor de jeugdrechtbank verschijnen omdat hij een meisje had aangerand. We hadden het vermoeden dat het opnieuw was gebeurd, bij ons in de leefgroep, maar we hadden geen zwart op wit bewijs. We hebben er lang over nagedacht en uiteindelijk die informatie toch aan de jeugdrechtbank doorgegeven. Als het klopt, dan moet die jongen geholpen worden en over die hulp moet door de jeugdrechtbank beslist worden.''

,,Beroepsgeheim heeft niet zozeer te maken met het afschermen van informatie voor de buitenwereld. Maar vooral met het beschermen van je vertrouwensrelatie met de cliënt'', zegt Stefan Baeten, voorzitter van de ethische commissie van het Vlaams Welzijnsverbond. ,,Die vertrouwensrelatie is prioritair. Als een jongere na slechte ervaringen niets meer wil vertellen, is alle hulp onmogelijk. Het is trouwens een misverstand dat het altijd om zeer geheime en zwaarbeladen informatie gaat. Als hulpverlener moet je omzichtig omgaan met alle informatie die je uit de persoonlijke levenssfeer verneemt.''

Het ethisch advies geeft geen pasklare oplossing voor alle dilemma's. Het is geen checklist. Wel een uitgangspunt om er als voorziening mee aan de slag te gaan.

,,Geheimhouding verplicht?'', studiedag Vlaams Welzijnsverbond, 21 april, inlichtingen: 02-511.44.70.
Interessante links:
20 apr 2006
meer over
zie ook rubriek