Levensbeëindiging bij kinderen moet ook kunnen

Een overgrote meerderheid van Vlaamse kinderartsen vindt niet dat kinderen met levensbedreigende aandoeningen zo lang als maar
enigszins mogelijk moeten worden doorbehandeld. Een meerderheid vindt in sommige gevallen directe levensbeëindiging aangewezen. De wet moet hieraan worden aangepast.
DAT blijkt uit een attitude-onderzoek bij Vlaamse kinderartsen' style='color:#00896e;border-bottom:1px dotted #00896e;'>artsen over het vóórkomen van levensverkorting en levensbeëindiging bij kinderen tussen nul en een jaar in Vlaanderen, dat morgen door The Lancet wordt gepubliceerd.

Het was een zeer moeilijk onderzoek. Het gaat immers om pijnlijke en moeilijke situaties en beslissingen: uiterst jonge kinderen (0 tot 1 jaar) met levensbedreigende of terminale aandoeningen; in veel gevallen stond van bij de geboorte of soms voor de geboorte al vast dat ze maar kort zouden leven. Het is uitzonderlijk dat haast alle artsen die betrokken waren bij alle dergelijke overlijdens die in een jaar plaatshadden, meewerken aan zo’n onderzoek. ,,Dat is ook de internationaal gewaardeerde kracht van het onderzoek’’, zegt Luc Deliens van de vub-onderzoeksgroep Zorg rond het levenseinde. ,,Die hoge respons is te danken aan de openheid die hierover groeide in Vlaanderen en vooral aan het Consortium voor Neonatale Intensieve Zorg en de andere organisaties van kinderartsen die meewerkten. Dankzij hun medewerking konden specialisten van alle andere Vlaamse universiteiten betrokken worden.’’

De belangrijkste bevinding van het onderzoek is ongetwijfeld dat de therapeutische hardnekkigheid op de terugtocht is en niet (meer) domineert. De ondervraagde kinderartsen gaan er niet (meer) van uit dat ze altijd moeten behandelen zolang ze nog iets kunnen behandelen. Ze behandelen zolang het zinvol is. Ze gaan uit van wat in het medisch jargon het belang van het kind genoemd wordt. Levensverlenging te allen prijze, is niet meer de regel. Onnodig lijden — ook zinloos lijden genoemd — is niet gewenst. De verlenging van het leven is niet altijd gewenst. Artsen betrekken de kwaliteit van het leven in hun besluitvorming. Zo beamen vier op de vijf ondervraagde kinderartsen dat het vermijden van onnodig lijden soms tot de opdracht van de arts behoort. Amper een op de vijf artsen denkt dat het beëindigen van het leven nooit tot de opdracht van de arts behoort. Minder dan een op de tien zou nooit meewerken aan de beëindiging van het leven van een recent geborene.

Wat wel duidelijk is, is dat meer artsen bereid zijn te kiezen voor de stopzetting van een behandeling of het niet opstarten van een behandeling dan te kiezen voor een directe levensbeëindiging. Daarvoor aarzelen ze. Maar zes op de tien ondervraagde kinderartsen is wel van mening dat de wet moet worden aangepast om levensbeëindiging soms mogelijk te maken.

In het Belgisch parlement circuleren voorstellen om de euthanasiewet uit te breiden naar kinderen. Vrij algemeen wordt aanvaard dat er ,,iets’’ moet gebeuren maar sommige experts — onder anderen Fernand Van Neste van de UA — menen dat het beter is dit niet in de euthanasiewet op te nemen, maar te verwerken in de wet op de patiëntenrechten. Het woord euthanasie slaat immers per definitie op patienten die zelf, in volle bewustzijn, vragen om een eind te maken aan hun leven. Dat is bij kinderen niet altijd mogelijk, zeker niet als ze tuss en 0 en 1 jaar zijn. Voor deze discussieis het te betreuren dat het onderzoeksdeel over het overleg met de ouders pas later verschijnt.

Te melden is nog dat de in het onderzoek gerapporteerde ingrepen het leven meestal (in 59 procent van de gevallen) maar met (vermoedelijk) 24 uur of minder verkortten. In 23 procent van de gevallen ing het om een vermoedelijke verkorting met een dag tot een week, in 19 procent om meer dan een week.
08 apr 2005
meer over
zie ook rubriek