De solidaire eed van Hippocrates

Geneeskunde moet nuttig zijn. Niet voor wie ze uitoefent, maar voor diegene op wie ze wordt toegepast, de zieke. In sommige artsenkringen heeft men daarover vandaag andere, op het eerste gezicht moeilijk te volgen visies. Er is een ideologisch debat nodig met de artsen over wat solidariteit in de geneeskunde vandaag betekent of moet betekenen, stelt Elke Roex.

Ik moet vandaag geen drie dokters raadplegen. De diagnose is duidelijk: ik heb last van plaatsvervangende schaamte. Schaamte omdat dokter Moens onomwonden durft te pleiten voor een samenleving met twee snelheden en schaamte omdat hij daarbij het beroep van de arts oneer aandoet. In zijn betoog is niet de organisatie van een betere dienstverlening aan de bevolking het belangrijkste doelstelling, maar het belang van de artsen. Dit keer is het niet de patiënt, maar wel de dokter die zich uitkleedt. Moens, de voorzitter van het artsensyndicaat bvas, toont zich bloot.

In een interview met De Morgen pleit Moens onomwonden voor de privatisering van de ziekteverzekering. 'De staat moet toelaten dat er naast de medische zorgen die de staat aanbiedt, voor diegenen die het kunnen betalen nog iets meer kan. Privatisering is de enige uitweg', stelt hij.

Het lijkt wel alsof alle artsen plots geldwolven zijn. als hun inkomen in gevaar komt, hoor je Moens. Ik wil de dokters niet over één kam scheren. Misschien is het idealisme, maar ik blijf geloven dat een grote groep artsen het eigen belang niet vooropstelt.

Je zou je kunnen afvragen of een solidair gedragen gezondheidszorg nog wenselijk is. Om het in een clichévraag te gieten: Kan je zelf gelukkig zijn als jij, die gezond bent, weet dat je buurman zijn huis moet verkopen omdat zijn kind ernstig ziek is? En dan spreken we nog maar over de gelukkigen die een huis bezitten. Maar ook een - bijna retorische - vraag aan de artsen is op zijn plaats: Kan je nog gelukkig zijn als je weet dat een groot deel van je patiënten de behandeling die jij kan voorschrijven en die hen zou kunnen genezen, toch niet kan betalen?

Ons antwoord daarop is neen. En daarom kiezen wij voor een gezondheidszorg die maximaal solidair gefinancierd blijft. Een verplichte verzekering is eigenlijk een solidair systeem. Solidair zijn betekent ons gezamenlijk indekken tegen bepaalde risico's. Mensen gaan ervan uit dat voor hen zal worden gezorgd. Dat is ook de essentie van onze verzorgingsstaat waaraan zeker niet mag worden geraakt.

Twee versnellingen

Een samenleving met een geprivatiseerde gezondheidszorg is een samenleving met twee snelheden. Een versnelling voor mensen met een goede private verzekering, die zich op elk moment de beste verzorging kunnen veroorloven. En een versnelling voor mensen die zich dat niet kunnen veroorloven en een beroep moeten doen op de basisdienstverlening.

De eerlijkheid gebiedt ons te zeggen dat in zo'n systeem basisdienstverlening niet altijd genezing zal brengen. Bovendien werkt het niet kostenefficiënt. Zoals Stevaert in zijn reactie op de uitspraken van Moens stelt: 'Bij privatisering krijgt een privé-verzekerde vrouw van 94 een ruilhart en iemand van twintig met een klein inkomen niet. Dat is níet het soort samenleving waar wij voor staan.'

Ik wil ons huidige systeem ook niet ongenuanceerd positief voorstellen. Uit cijfers van het Rijksinstituut voor Ziekte- en invaliditeit Verzekering (riziv) blijkt dat 29,1 procent van de mensen het moeilijk heeft om de medische facturen te betalen. 8,6 procent stelt zelfs een medische behandeling uit omdat hij het niet kan betalen.

Die cijfers zijn alarmerend. Ze tonen zonder meer aan dat we de nodige bijkomende financiering niet kunnen verhalen op de patiënten. We moeten samen met patiënten, artsen, ziekenhuizen, farmaceutische bedrijven, apothekers en alle andere betrokkenen zoeken naar een betere kostenbeheersing.

De kosten voor de gezondheidszorg groeien zeer sterk. Er is geen enkel verantwoordelijk politicus die bij dergelijke geldstromen die rechtstreeks van de belastingbetaler komen niet op zoek gaat naar lacunes en misbruiken. Dat spreekt voor zich. We kunnen niet anders meer, de budgettaire toestand dwingt er ons toe. Maar eerlijkheid gebiedt ons toe te geven dat we al te lang hebben laten betijen.

Hoe goed ons systeem ook moge wezen, er zitten gaten in. Er zijn sluipende tekorten die steeds meer worden afgewenteld van de algemene solidariteit op individuele patiënten, ziekenhuizen en artsen. De ziekenhuizen kampen met hoge facturen, onder meer voor onderhoud en hygiëne.

In ons huidige systeem is er voor de ziekenhuisbeheerders een relatief voor de hand liggende manier om meer geld in het laatje te brengen: de artsen aanzetten meer te produceren. Het Mechelse ziekenhuis Dodoens staat daarin zeker niet alleen. De betaling per prestatie splitst het verzorgingsproces op in vakjes én leidt tot een systeem van overconsumptie. Je verliest het overzicht. Gevolg: er wordt liever geïnvesteerd in apparaten dan in brains of knowhow. Artsen én ziekenhuizen zouden kosteneffectiviteit in hun dagelijkse praktijk moeten integreren.

Vertaling

De eed van Hippocrates legt de essentie van de plichten van de arts tegenover zijn patiënt en diens entourage vast: het eerbiedigen van het beroepsgeheim en de persoonlijke levenssfeer van de patiënt, vóór alles het belang van de zieke dienen. Ook de huidige geneeskundige plichtenleer heeft als centraal uitgangspunt het belang van de patiënt.

De geneeskunde gold als model voor de politiek: ze moest nuttig zijn, niet voor wie ze uitoefende, maar voor diegene op wie ze werd toegepast, de zieke. Het is vreemd dat net dat aspect zo vervaagd is in de nieuwe eed van Genève die elke arts nu onderschrijft. Over een solidaire vertaling van de eed wil ik graag in debat gaan met de artsen. Dat ideologische debat kan volgens mij de basis leggen voor de herfinanciering van de gezondheidszorg.

Patiënten verwachten oneindig veel van de verzorging, in de eerste plaats zekerheid. Maar dat is nu net het enige dat artsen niet kunnen bieden. Arts zijn is leren leven met twijfel. Er moet dus ook werk worden gemaakt van de responsabilisering van de patiënt. De inbreng van de patiënten moet groter en soms zelfs doorslaggevend worden. Zij mogen niet ontbreken in het debat.

De auteur is lid van het Vlaams Parlement voor de sp.a.
08 mrt 2005
Bron: De Tijd
meer over
zie ook rubriek