Gezondere bevolking bij sterke huisartsgeneeskunde

Landen met een zwak uitgebouwde huisartsgeneeskunde, zoals België, Frankrijk of Duitsland, scoren slechter inzake levensverwachting en kindersterfte dan landen met een sterke eerstelijnszorg, zoals Nederland, Denemarken of Engeland. Die stelling van professor Barbara Starfield van de John Hopkins-universiteit in Baltimore in een onderzoek staat vrijdag te lezen in de Artsenkrant.
Starfield rangschikt landen volgens de mate waarin ze hun eerstelijnszorg hebben uitgebouwd. België heeft bijvoorbeeld geen systeem van echelonnering dat patiënten financieel stimuleert om eerst hun huisarts op te zoeken vooraleer naar een specialist te stappen.

Haar onderzoek wijst uit dat landen met een zwak uitgebouwde eerste lijn minder goed scoren voor ,,levensverwachting''. Vooral in kindergeneeskunde is er volgens het onderzoek een groot verschil. Starfield becijferde ook dat één extra huisarts per 10.000 inwoners het sterftecijfer met 9 % doet dalen. Een stijging van het aantal specialisten met 8 % doet volgens haar de sterfte met 2 % stijgen.

Jan De Maeseneer, professor huisartsgeneeskunde aan de Universiteit Gent, zegt dat een sterke eerste lijn kostenbesparend werkt en dat de middelen van de ziekteverzekering efficiënter worden ingezet. ,,als alle patiënten eerst naar de huisarts stappen, komen alleen diegenen die het echt nodig hebben bij een specialist of in het ziekenhuis terecht, wat minder duur is. Daardoor kunnen de beperkte middelen van de ziekteverzekering beter aangewend worden.''
04 mrt 2005
meer over
zie ook rubriek