Het zorgenkind gezondheidszorg

De regering ligt in de clinch met de farmabedrijven over de financiering van geneesmiddelen. De Witte Woede werd nog op de valreep afgekocht. De Oeso maant België aan tot structurele ingrepen om de uitgaven onder controle te krijgen. Ondertussen jent Steve Stevaert de specialisten en ziekenhuizen met verwijten van buitensporige rekeningen. Het is tijd voor een portie realisme in de gezondheidszorg, vindt Marc De Vos.
Geflankeerd door Elio Di Rupo wil Stevaert de gelijke gezondheidszorg redden uit de klauwen van de ,,conservatieven'' (DS 19 maart). Hun alternatief, zo gaat het socialistische argument, is immers het vermaledijde Amerikaanse model waarbij de vrije markt een dure gezondheidszorg met verschillende snelheden maakt.

In artsen' style='color:#00896e;border-bottom:1px dotted #00896e;'>artsenkringen zorgt de socialistische agenda voor de nodige ophef, die ook is overgelopen op deze opiniepagina. Op het politieke front blijft het, enkele individuele oprispingen terzijde, merkwaardig stil. Dat is bijzonder jammer. Hoewel onze gezondheidszorg goed presteert - toch in vergelijking met veel andere landen - is haar betaalbaarheid voor morgen een enorme uitdaging. Sinds 1990 zijn de uitgaven voor gezondheidszorg in de publieke sociale zekerheid nagenoeg verdubbeld, tot meer dan 17 miljard euro per jaar. De federale regering werkt tot 2007 met een jaarlijkse groeinorm van 4,5 procent buiten inflatie. In de praktijk zijn de uitgaven veel sneller gestegen, tot meer dan het dubbele in 2004. als er niets verandert, stevent de sociale zekerheid af op een tekort van 1,68 miljard euro tegen 2008, volledig op rekening van de ziekteverzekering.

In de tang

De budgettaire ontsporing van de gezondheidszorg is nu al problematisch, maar voor de toekomst is ze dramatisch. Van nature uit zit gezondheidszorg in een opwaartse kostenspiraal van steeds nieuwe geneesmiddelen, nieuwe technologieën en een eindeloze gezondheidsbehoefte bij het individu. Door de vergrijzing zal gezondheidszorg zich nog sneller ontwikkelen. Toch moet volgens de Hoge Raad van Financiën de groei van de gezondheidszorg in de periode 2008-2030 beneden de drie procent op jaarbasis blijven, als we de vergrijzing betaalbaar willen houden. Terwijl de nood aan gezondheidszorg systematisch zal toenemen, moet het budget van de publieke gezondheidszorg dus systematisch trager groeien dan nu het geval is.

De gezondheidszorg zit dus budgettair in de tang. Stevaert en co hebben dat goed begrepen en zoeken ijverig naar besparingen die niet de kiezers, maar wel de artsen en de farmaceutische ondernemingen in hun portemonnee voelen. Uiteraard kan en moet de organisatie van de gezondheidszorg efficiënter. Maar met meer efficiëntie alleen komen we er niet. Als de budgettaire druk toeneemt, dreigen de gezondheidskosten te worden afgeremd door een verschraling van de publieke gezondheidszorg zelf.

Die evolutie is nu al bezig. Langs verschillende wegen beknibbelt de overheid op de uitgaven door het aanbod van terugbetaalde gezondheidszorg te verminderen. Voorbeelden? Een maximale jaarlijkse groeinorm voor de gezondheidszorg, de ontoereikende ziekenhuisfinanciering waarvoor arts en patiënt deels het gelag betalen, een beperkte financiering van nieuwe medische technologie, de inperking van het aantal artsen, het afremmen van voorschrijfgedrag en de vertraagde instroom van nieuwe geneesmiddelen in de terugbetaling. Ook de wachtperiodes voor sommige operatieve ingrepen stremmen de gezondheidszorg. De uitbouw van de eerstelijnszorg, met de huisarts als gedwongen toegangspoort tot de gezondheidszorg, beknot dan weer de vrije artsenkeuze van de patiënt. Het is nog afwachten hoezeer de keuzevrijheid in aangepaste geneesmiddelen voor arts en patiënt zal tanen door de beperkte terugbetaling van geneesmiddelen in het nieuwe systeem van zogenaamde referentieprijzen.

Budgettaire schaarste leidt dus tot een sluipende rantsoenering van de publieke gezondheidszorg zonder dat de factuur voor de belastingbetaler vermindert. Niemand wil binnen enkele decennia wakker worden met de vaststelling dat onze ooit zo roemrijke gezondheidszorg de trein van de vooruitgang heeft moeten missen door de handrem van de vergrijzing. Daarom moeten we met open vizier debatteren over de grenzen van de publiek gefinancierde gezondheidszorg.

Dogma's

Ideologische dogma's over 'privatisering' en de perfide 'vrije markt' kunnen we missen als kiespijn. Ons huidige gezondheidssysteem kent al belangrijke elementen van de vrije of private markt. Die elementen zorgen voor een goede aanvulling bij de publieke sociale zekerheid of voor een goede dynamiek binnen die sociale zekerheid. Meer dan de helft van de Belgen heeft een vorm van aanvullende ziekteverzekering. De zelfstandigen hebben daarvoor vaak geen andere keuze door de beperkte basisdekking die ze genieten. De keuzevrijheid tussen artsen en tussen ziekenhuizen zorgt voor een markt met gezonde concurrentie. Betaling per prestatie geeft artsen een aanmoediging om te werken en vermijdt de bureaucratisering van werkuren die in andere landen tot lange wachttijden leidt. Het remgeld dat de patiënt betaalt, geeft een minimum aan prijszetting waardoor ontsporing van medische prestaties op kosten van de gemeenschap ten dele wordt afgeremd.

Een weloverwogen mix tussen privaat en publiek is ook de sleutel om de kwaliteit en het aanbod van de gezondheidszorg op topniveau te houden zonder dat de openbare financiën eronder bezwijken. Wanneer we willen bijblijven met de ontwikkelingen in de geneeskunde, moeten de budgetten kunnen blijven volgen ondanks de dwangbuis van de vergrijzing. Dat kan door ruimte te geven aan particuliere betaling. De totale kostprijs van de gezondheidszorg is immers niet het enige punt. Wie waarvoor betaalt, is ook belangrijk. Een budget dat vooral uit belastinggeld komt, vertaalt zich in hoge belastingvoeten die economische ontwikkeling en dus welvaart afremmen. Lagere belastingvoeten geven meer welvaart en maken zo meer geld vrij om privaat aan gezondheid te besteden, met minder nadeel voor economische ontwikkeling.

Kop in het zand

Als we echt begaan zijn met het behoud van kwaliteitsvolle gezondheidszorg in een competitieve economie die daarvoor voldoende belastingopbrengsten genereert, moeten we de moed hebben om een evenwicht te maken tussen publieke gezondheidszorg en persoonlijke verantwoordelijkheid. Als we de kop in het zand blijven steken, dreigt een stille 'sovjetisering' van de publieke gezondheidszorg waarbij de lat officieel voor iedereen gelijk blijft, maar wel steeds lager ligt. De private markt zal dan aangeboord worden door hen die het kunnen betalen, zonder wettelijk kader voor goede marktwerking. Negationisme over een tweede en private pijler in de gezondheidszorg leidt dus precies tot wat het eigenlijk wil bestrijden: een gezondheidszorg met verschillende snelheden in een slecht werkende vrije markt.
23 mrt 2005
meer over
zie ook rubriek