Pediaters vragen meer psy-ondersteuning

“Een KB uit april 1999 voorzag voor het eerst in 0,5 FTE psychosociaal begeleidster/spel- en activiteitenbegeleidster per 15 erkende pediatriebedden. Heel wat ziekenhuizen realiseerden dit echter niet. Bovendien is het besluit onduidelijk en is de financiering te laag.”
In een gesprek met de Specialisten wijzen Hilde Van Hautem en Philippe Alliet, respectievelijk voorzitter en ondervoorzitter van de VVK alvast op de grote en groeiende nood aan psychologische ondersteuning. “Onderzoek toont aan dat 20 tot 25% van de kinderen opgenomen op een afdeling kinder- en jeugdgeneeskunde emotionele en/of gedragsproblemen vertoont,” dixit dokter Alliet. Meer dan de helft daarvan wordt echter niet herkend. Wordt het probleemgedrag wel (h)erkend dan is verlenging van de hospitalisatie vaak noodzakelijk. Pediater en pediatrie-afdelingen hebben dus steeds meer nood aan een orthopedagogische structuur en aan kinderpsychologische en kinderpsychiatrische begeleiding op de afdeling zelf. In de praktijk laat dat echter dikwijls te wensen over.

Het is bijvoorbeeld niet duidelijk of het KB uit 1999 van ex-minister van Volksgezondheid Marcel Colla enkel betrekking heeft op psychologische of ook op sociale omkadering. “Moet de halftijdse begeleidster vast aan het ziekenhuis verbonden zijn? Of hoeft hij niet aanwezig te zijn en volstaat het hem te kunnen oproepen?” In de praktijk vullen de ziekenhuizen dit naar eigen goeddunken in. Het Hasseltse Jesseziekenhuis heeft bijvoorbeeld twee psychologen en één orthopedagoog in dienst; het RZ Sint Maria in Halle werkt met een oproepbare psycholoog betaald per prestatie.

Verder stellen Alliet en Van Hauthem vast dat het KB enkel voorziet in psychologische hulp op pediatrie. “Nochtans is er ook behoefte aan op de N*, moeder-kindafdelingen en op de spoedgevallen. Op de spoed gaat het bijvoorbeeld om crisisopnamen –suïcidepogingen, gedragsescalaties, vermoeden van kindermishandeling…- met patiënten die zo vlug mogelijk doorverwezen moeten worden.”

Toenemende nood
De VVK wijst erop dat het aantal kinderen met emotionele en/of gedragsproblemen dat de laatste vijftig jaar binnenkomt op de afdelingen kinder- en jeugdgeneeskunde flink is toegenomen. Het gaat bijvoorbeeld over chronisch zieke kinderen, vaak met complexe aandoeningen, ex-prematuurtjes onder meer die veel meer dan vroeger in leven blijven maar wel getekend zijn. Hetzelfde geldt voor kankerpatiëntjes enzoverder. “Deze kinderen lopen een hoger risico op psychiatrische, sociale, emotionele of gedragsproblemen. Dat beïnvloedt mogelijk het schoolse functioneren. Vaak heeft ook de omgeving, het gezin, ondersteuning nodig. Huilbaby’s kunnen het draagvlak van de ouders overstijgen.” Voorts wordt de toename van kinderen met emotionele en gedragsproblemen in de hand gewerkt door maatschappelijke fenomenen zoals het uit werken gaan van beide ouders, de vele nieuw samengestelde gezinnen enz.

Tweesporenbeleid
Onder meer voor kinderen met chronische aandoeningen sluit het riziv conventies af met gespecialiseerde centra. Alliet in de Specialisten: “Op zich hebben we daarmee geen probleem. Maar initieel komen mensen hiermee dikwijls toch naar pediatrie. “Acute pathologieën behandelen, vergt ook opvang dicht bij huis. Want,” dixit dokter Van Hauthem, “de eerste opvang gebeurt vaak door kinderartsen. En al scoren we niet slecht op dit vlak, echt geschoold zijn we hiervoor niet.” Philippe Alliet: “Van bij het begin is het volgen van een tweesporenbeleid met aandacht voor het lichamelijke en het psychologische essentieel. Lichamelijke klachten op pediatrie verbergen soms psychosomatische problemen. Het lichamelijke uitsluiten, doet tijd winnen. Dat werkt preventief, het voorkomt dat het gezin en/of het kind niet goed functioneert.”

Ondersteuning en een multidisciplinaire aanpak is daarvoor aangewezen. Orthopedagogen en psychologen zijn beter dan pediaters in staat problemen te detecteren, de ernst correct in te schatten en gericht door te verwijzen. Alliet: “Goed functionerende diensten kennen bijvoorbeeld de sociale kaart van de regio heel goed. Waar nodig fungeren ze als doorgeefluik naar psychologische en psychiatrische hulp.”

Wat is er nodig? Alliet en Van Hauthem vindt dat minstens uitgevoerd moet worden wat wettelijk voorzien is, namelijk minimaal twee halftijdsen. Maar dan wel in alle ziekenhuissettings –pediatrie, spoed, materniteit, N*, raadpleging. Of er behoefte is aan meer omkadering valt te bekijken in functie van de grootte en de activiteiten van het centrum.

‘Creatieve’ invulling



De meeste afdelingen algemene kinder- en jeugdgeneeskunde vullen hun psychopedagogische noden ‘creatief’ in. De ziekenhuizen betalen klinisch pedagogen en masters in orthopedagogie uit eigen zak. Structurele (gefinancierde) oplossingen dringen zich op.

De eerste resultaten die de Specialisten publiceert van een nog niet geheel verwerkte VVK-enquête bij de medische diensthoofden pediatrie van de Vlaamse niet-universitaire algemene ziekenhuizen leren dat de meesten beroep kunnen doen op -of beschikken over- een ‘uit eigen zak’ betaalde kinderpsycholoog (master) en/of orthopedagoog, meestal een bachelor. Voor spelbegeleiders voorziet de overheid wel in financiering.

Uit deze peiling –respons: 75%- blijkt ook dat minder dan de helft van de klinisch psychologen exclusief aan de pediatrie-afdeling verbonden is. Gezien de diversiteit aan ziektebeelden bij gehospitaliseerde kinderen vinden de diensthoofden de inschakeling van een klinisch psycholoog of orthopedagoog nochtans wenselijk. De aanwezigheid van één van beide disciplines is nodig voor kortstondige (crisis)opvang van kinderen met psychiatrische problemen en om het psychopedagogisch klimaat op de afdelingen en in de rest van het ziekenhuis te realiseren en te bewaken, zo luidt het.

Slechts een minderheid van de ziekenhuizen werkt vlot samen met, of heeft toegang tot, een kinderpsychiater. Sommige ziekenhuizen financieren dit zelf. Vele diensthoofden klagen over de moeilijke bereikbaarheid van een kinderpsychiater in dringende gevallen.

De VVK vindt dat verder systematisch onderzoek nodig is om te komen tot een betere omschrijving van de realiteit, de noden, taken, werkzaamheden en verantwoordelijkheden van de verschillende disciplines. Structurele, wettelijk vastgelegde (gefinancierde) oplossingen dringen zich op om de psychopedagogische ondersteuning van het gehospitaliseerde kind en zijn familie verder te verbeteren. “Vrijwillige/vrijblijvende en onvoldoende of niet-gefinancierde initiatieven volstaan niet. Aan de perifere zorgprogramma’s kindergeneeskunde zou een redelijke en systematische toewijzing moeten gebeuren van klinisch psychologen en universitair geschoolde orthopedagogen”, stelt de jarige vereniging.
18 nov 2011 12u54
zie ook rubriek