Groeiende wachtlijsten in de gehandicaptenzorg in Vlaanderen

Gewezen minister van Welzijn mevrouw Mieke Vogels en haar opvolgster minister mevrouw Inge Vervotte ruziën in lezersbrieven in DS over de problematiek van de wachtlijsten in de gehandicaptenzorg. Het is goed dat ze dat doen, wegens het grote belang van de problematiek. Maar eerder dan verwijten over het verleden heeft de gehandicaptenzorg nood aan engagementen voor de toekomst! Het PPG, de pluralistische koepel van dienstverleners in de gehandicaptenzorg, blijft op dit vlak nog op zijn honger met het huidige beleid. Een oplossing voor de ruim 8.000 wachtenden op de wachtlijsten zal immers nooit gevonden worden door alleen maar meer geld te voorzien. Ook de wetgeving heeft nood aan een grondige revisie. Het aantal wachtenden zal niet fundamenteel afnemen als de overheid niet EN meer geld op tafel legt voor opvang en begeleiding EN eveneens het subsidiekader ten aanzien van zorgvoorzieningen wijzigt.
Er is vandaag geen probleem met de kwaliteit van de opvang, met de aanwezige kennis en betrokkenheid van de medewerkers, met de cliëntgerichtheid. Er wordt prachtig werk geleverd door de vele duizenden medewerkers! Voor de voorzieningen zijn wel 2 problemen fundamenteel: de onvoldoende soepele subsidiewetgeving en de financiering van de noodzakelijke dienstverlening.

(1) Er is amper een koppeling tussen de zwaarte van iemands handicap en de financiële middelen die voor zijn ondersteuning toegewezen worden. Minister Vervotte moet nog meer werk maken van het project ‘zorggradatie’. Dit project moet leiden tot een correctere toewijzing van de middelen voor ondersteuning in functie van de concrete persoonlijke zorgzwaarte.
Voor mensen met de zwaarste zorgnoden zijn er echter hoe dan ook te weinig middelen. Een bijkomende inspanning bovenop alle andere is voor deze doelgroep noodzakelijk.

(2) De subsidiewetgeving maakt het de voorziening bijzonder moeilijk om haar dienstverlening flexibel af te stemmen op de ondersteuningsnood. “Zorg op maat” is amper organiseerbaar in de complexe en onaangepaste wetgeving! De voorziening moet dus meer vrijheid krijgen om haar eigen dienstverlening te ontwikkelen. Ze moet direct kunnen inspelen op de hulpvraag van de persoon met een handicap en zijn omgeving.
Daarnaast hebben de voorzieningen, hoe groot of klein ook, onvoldoende middelen om als ‘sociale onderneming’ te werken binnen alle wettelijke normen. Dit is vandaag oa het geval tav de arbeidswetgeving!

Het ‘persoongebonden budget’, waarvoor reeds een decretale basis bestaat, moet de basis vormen voor dit nieuwe wettelijk kader. Er is ondertussen een politieke consensus dat meer inspanningen nodig zijn om de wachtlijsten weg te werken. De sector wil hieraan meewerken, maar niet om ‘meer van hetzelfde’ te doen, wel om ‘hetzelfde anders’ te doen. Niet alleen maar terug bakstenen en instellingen, maar wel dienstverlening voor mensen met een handicap in de samenleving, als volwaardige medeburgers.