Waarom de wachtlijsten in de zorg lang blijven

De maatregelen om de wachtlijsten in de zorg weg te werken, zijn onvoldoende, zei de Vlaamse ombudsman, Bernard Hubeau, gisteren in De Morgen. Afgelopen jaar kreeg hij twintig klachten van mensen met een handicap die niet de gepaste zorg krijgen. Een cijfer dat slechts een topje van de ijsberg vormt. Immers: er staan in totaal in Vlaanderen zowat 7.500 mensen met een handicap op een of andere wachtlijst.
Het gaat vaak om schrijnende verhalen: oudere moeders die de mantelzorg voor hun volwassen kind met een handicap niet meer aankunnen, gehandicapte volwassenen die bij gebrek aan de juiste opvang dan maar jaren in een bejaardentehuis doorbrengen, etc.

De vaststelling is geen verrassing, maar een trend: ook in 2006, en het jaar daarvoor en daarvoor, was er telkens sprake van 'wachtlijsten'. Het is een woord dat de overheid niet graag hoort. Officieel spreekt het Vlaams Fonds nu over het Centraal Register van Zorgvragen. Het argument daarvoor is dat niet elk van die 7.500 mensen echt aan het wachten is.

Zowat de helft van deze zorgvragers woont thuis, al dan niet met begeleiding van een thuiszorgdienst of een andere vorm van ondersteuning. De andere helft is een zeer verscheiden groep, die al gebruik maakt van een of andere instelling, maar daar om diverse redenen niet tevreden over is. Ze maken bijvoorbeeld gebruik van een dagcentrum, of ze verblijven in een instelling die zich te ver van huis bevindt, of ze passen niet in de groep.

'Niet elke zorgvrager staat in de kou', zegt directeur Jo De Niel van de Antwerpse vzw Gouverneur Kinsbergen, die onder meer een centrum voor ontwikkelingsstoornissen overkoepelt. 'Waarmee ik niet wil ontkennen dat de nood hoog is. Wat de ombudsman vertelt, klopt: sommige situaties zijn echt om bij te huilen van ellende. Er zijn inderdaad volwassenen met een ernstige handicap die thuis wonen bij hun bejaarde ouders, die met moeite het hoofd boven water houden.'

'En daar houdt het zelfs niet bij op.' De Niel geeft een voorbeeld uit zijn eigen werkomgeving: 'Voor een kind bij ons kan langskomen om zich te laten onderzoeken, moet het al meer dan een jaar wachten op zijn eerste afspraak. Het begint dus al nog vooraleer is vastgesteld dat een kind een handicap heeft.'

Er zijn ook wachttijden in de thuiszorg voor gezinnen met een gehandicapt of gedragsgestoord kind, die na de diagnose hulp nodig hebben. En wie naar opname hengelt in een semi-internaat voor schoolgaanden, moet ook geduld opbrengen. Net als de jongeren met een handicap die hun 'school' afronden en een zinvolle dagbesteding zoeken in een dagcentrum of via begeleid werken. Kortom, het leven van een persoon met een handicap verloopt van wachtlijst naar wachtlijst.

Hoe komt dat toch? Om te beginnen is dit de welzijnssector die het best zijn zorgvragen in kaart brengt. De Vlaamse regering nam hiertoe het initiatief in 2002 en de registratie gebeurt elk jaar nauwkeuriger. Zo worden ook de pijnpunten scherper blootgelegd. Dit in tegenstelling tot de bijzondere jeugdzorg, waar ook vaak veel moeite moet worden gedaan om een jongere 'onder dak' te krijgen. Maar de bijzondere jeugdzorg is veel minder mediageniek, tenzij dan wanneer jonge boefjes keet schoppen.

Ten tweede zijn veel Vlaamse instellingen voor personen met een handicap nog aan hun eerste bewoners toe: ze werden opgericht in de jaren zeventig en tachtig, en de kinderen of jongeren die er toen toegang toe kregen, wonen er nog. De vergrijzing slaat ook toe onder deze bevolkingsgroep: terwijl men vroeger dacht dat mensen met het syndroom van Down met moeite hun 30ste verjaardag zouden halen, leven ze nu tot 60, 70 jaar. Er komen niet zo snel plaatsen vrij.

Volgens Jo De Niel is er nog een derde reden: 'Het is ook gewoon een kwestie van centen. Vlaanderen moet het doen met een zeker budget en verdeelt dat naar bestvermogen over de instellingen. We kiezen ervoor om het geld collectief te verdelen, in plaats van individueel. Bij ziekte kun je naar om het even welke dokter of ziekenhuis gaan. Wanneer je een handicap hebt, moet je hopen dat je binnenmag in de instelling die je voorkeur wegdraagt. Vlaanderen mist het solidariteitsprincipe in de zorg. In heel wat Europese landen is bijstand aan personen met een handicap wel aan de sociale zekerheid gekoppeld, die individuele rechten opent. Bij ons niet.'

Een antwoord daarop zou het persoonsgebonden budget kunnen zijn, waardoor de zorgvrager zijn eigen centen in handen krijgt en vervolgens zorg inkoopt bij de instelling van zijn keuze. Toen de groene politica Mieke Vogels deze piste lanceerde als minister van welzijn kreeg ze veel kritiek te slikken.

De huidige Vlaamse minister van Welzijn, Steven Vanackere (CD&V), wil in dat verband geen uitspraken doen. Hij stelt zijn beleidsnota pas in oktober voor. Ondertussen hoopt hij wel dat de voorzet van de ombudsman hem voldoende munitie in handen geeft om nog meer middelen voor de sector uit de brand te slepen bij de begrotingsbesprekingen. Hij erkent dat zijn voorgangster, Inge Vervotte (ook CD&V), gedaan heeft wat ze kon. Hij belooft dat ook te doen.
12 sep 2007 09u25
zie ook rubriek