Geen verhoogde kans op blijvende psychologische problemen na borstkanker

Vrouwen met borstkanker hebben geen verhoogde kans op blijvende psychologische problemen. Dat concludeert UMCG-promovendus Chris Hinnen na uitgebreid onderzoek onder ruim negentig vrouwen met borstkanker en hun partners. Hiermee weerlegt hij eerder onderzoek waaruit bleek dat in een kwart van de gevallen ernstige psychische problemen zouden optreden. Ook blijkt dat de rol van de partner invloed heeft op het emotionele welzijn van de patiënt. Hinnen promoveert op 10 december 2007 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Vaak wordt aangenomen dat van de vrouwen die borstkanker krijgen minimaal 20 tot 25 procent ernstige psychische problemen ervaart. Hieronder worden onder meer angststoornissen en depressie verstaan. Uit het onderzoek van Hinnen blijkt dat vrouwen met borstkanker in de eerste vijftien maanden na de diagnose gemiddeld genomen iets angstiger en depressiever zijn dan vrouwen zonder borstkanker. Maar er zijn geen aanwijzingen gevonden dat ze meer kans hebben op blijvende psychologische problemen. Hinnen: “als vrouwen met borstkanker zich tijdens hun ziekte angstig of somber voelen, is dat redelijk normaal. Het wordt pas zorgelijk als de problemen aanhouden.”

Steun door mannen
Hinnen onderzocht ook hoe partners hun zieke vrouw steunen. Hij ontdekte dat emotioneel minder stabiele mannen eerder geneigd zijn de zorgen van hun zieke vrouw weg te wuiven en negatieve gevoelens te bagatelliseren. Partners die zelf emotioneel stabiel zijn, tonen meer actieve betrokkenheid: zij luisteren actiever en hebben meer aandacht voor de gevoelens en gedachten van hun vrouw. Dit verschil tussen emotioneel stabiele en emotioneel minder stabiele partners treedt het duidelijkst op direct na de diagnose. Zodra de eerste crisissituatie achter de rug is, bieden ook emotioneel minder stabiele partners goede steun. Hinnen: “Mannen moeten de sombere gevoelens van hun vrouw niet wegwuiven, dat is de les die ze uit mijn onderzoek kunnen trekken. Zeggen dat alles wel weer goed komt, is niet genoeg.”

Beter maatwerk
Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan de psychische hulp aan vrouwen met borstkanker wellicht verbeterd worden. Momenteel krijgen alle vrouwen grofweg dezelfde psychische bijstand. Beter maatwerk zal leiden tot meer resultaat, aldus Hinnen. Niet alle vrouwen hebben hulp nodig, zo blijkt uit het onderzoek. De beschikbare tijd van behandelaars kan dus beter ingezet worden. Hinnen: “Als we vrouwen psychisch willen bijstaan, dan moeten we dat kort na de diagnose doen, zo blijkt. Als je het later doet, komt de hulp als mosterd na de maaltijd.”

Uniek onderzoek
Niet eerder werd zo uitgebreid onderzoek verricht naar het verloop van gevoelens van angst en depressie bij vrouwen met borstkanker. Waar veel van zijn voorgangers cross-sectioneel onderzoek verrichtten (één meetmoment), verrichtte Hinnen longitudinaal onderzoek (meerdere meetmomenten). Ook het feit dat hij de partners van de vrouwen in zijn onderzoek betrok, maakt zijn studie uniek. In totaal vulden tweeënnegentig vrouwen met borstkanker en hun mannelijke partners over een periode van 12 maanden negen maal een vragenlijst in. Het eerste meetmoment was ongeveer drie maanden na de diagnose. Naast vrouwen met borstkanker en hun partners werden tweeënzestig vrouwen en hun partners uit de algemene populatie onderzocht. Hinnen houdt bij zijn conclusies een slag om de arm. Dit omdat de representativiteit van de groep mensen die meedeed aan de studie mogelijk beperkt is.
10 dec 2007 09u01