Spijsvertering in alvleesklier leidt tot chronische ontsteking

Onderzoekers van het UMC St Radboud hebben een nieuw gen ontdekt dat de kans op een chronische ontsteking van de alvleesklier vergroot. De alvleesklier maakt enzymen die in de dunne darm allerlei voedingseiwitten kapot knippen.
Om te voorkomen dat de enzymen al meteen in de alvleesklier beginnen te knippen, worden ze voor hun reis naar de darmen tijdelijk ´ingepakt´. Het gen CTRC dat nu ontdekt is, levert het verpakkingsmateriaal voor de eiwitknipper trypsine. Is dit CTRC-gen kapot, dan valt de beschermde verpakking weg en begint trypsine al te knippen in de alvleesklier. Dit erfelijke spijsverteringsprobleem vergroot de kans op een chronische ontsteking van de alvleesklier. De resultaten van dit grote internationale onderzoek zijn nu gepubliceerd in een online artikel in Nature Genetics.

Een alvleesklierontsteking (pancreatitis) gaat gepaard met hevige pijn in de buik die dagenlang kan aanhouden, vaak met een uitstraling naar de rug. Bij een chronische pancreatitis keren de aanvallen steeds terug, soms al binnen enkele weken. Een aanval kan worden uitgelokt door overmatig alcoholgebruik of bepaalde voedingsmiddelen, maar ook genetische factoren spelen een rol.

Ingepakt eiwit
In internationaal verband zoekt de afdeling maag-, Darm- en Leverziekten van het UMC St Radboud naar dergelijke genetische factoren. De afgelopen jaren heeft dit onderzoek duidelijk gemaakt dat trypsine – een eiwit dat in de alvleesklier wordt gemaakt – daarin een belangrijke rol speelt. Trypsine breekt in de darmen eiwitten uit onze voeding af. Wordt het trypsine te vroeg actief, dan begint het al in de alvleesklier met de ´spijsvertering´ en kan er een ontsteking ontstaan. Daarom beschikt de alvleesklier van nature over beschermers: trypsine-remmers. Dit zijn stoffen die het trypsine tijdelijk ´inpakken´, zodat het geen eiwitten kan knippen.

Tweede remmer
Joost Drenth, hoogleraar moleculaire gastro-enterologie en hepatologie in het UMC St Radboud: “Vorig jaar ontdekten we met deze internationale onderzoeksgroep een gemankeerde vorm van trypsine (PRSS2) dat, als je het hebt, juist beschermt tegen een alvleesklierontsteking. CTRC is de tweede trypsine-remmer die we nu kennen. We hadden al eerder ontdekt dat genafwijkingen in SPINK1 de kans op alvleesklierontsteking danig vergroten. Hoewel SPINK1 en CTRC op moleculair niveau iets anders werken, zijn het allebei trypsine-remmers.

Werken ze niet goed door een genetische mutatie, dan leidt dat tot een duidelijk verhoogde kans op een chronische alvleesklierontsteking. Door dit onderzoek zijn we in enkele jaren enorm veel te weten gekomen over het mechanisme achter deze ernstige chronische ontsteking. Hierdoor kunnen we ook gerichter zoeken naar medicijnen.”
18 dec 2007 09u15
zie ook rubriek