Schaamluis sterft uit

Het verdwijnen van de schaamluis heeft mogelijk te maken met de huidige mode in de schaamhaardracht, denkt natuurhistorisch conservator Kees Moeliker: geen schaamhaar, geen platjes.
De schaamluis (Phthirus pubis) is lokaal op zijn retour. Dat heeft vermoedelijk te maken met de huidige mode in de schaamhaardracht: helemaal niks of slechts een getrimd verticaal streepje, landingsstrip genaamd. Voor de schaamluis betekent dat regelrechte biotoopvernietiging. Geen schaamhaar, geen schaamluis. Het ongeveer een millimeter grote parasitaire insect heeft een zodanige morfologie dat het in hoofdhaar niet gedijt. Een enkeling duikt af en toe op in borsthaar of in wimpers, maar dat is uitzonderlijk.

Het eerste bericht over de teloorgang van de schaamluis dook vorig jaar op in Sexually Transmitted Infections, een medisch vakblad. Twee artsen' style='color:#00896e;border-bottom:1px dotted #00896e;'>artsen, Nicola Armstrong en Janet Wilson, werkzaam in een ziekenhuis in Leeds, zagen een opvallend sterke afname van het aantal gevallen van Phthirus pubis - terwijl andere seksueel overdraagbare aandoeningen juist toenamen - en relateerden die afname aan schaamhaarverwijdering, een modetrend die overwaaide uit Brazilië, waar de kale doos al veel langer schering en inslag is.

Voor mij als conservator was dat alarmerende bericht aanleiding om schaamluizen te verwerven voor de collectie van het Natuurhistorisch Museum Rotterdam. Vreemd genoeg ontbrak het nietige insect nog in de collectie, en de ervaring leert dat snel handelen gewenst is bij soorten waarvan de aantallen teruglopen. Ik bedoel: twintig jaar geleden nam niemand de moeite om een dode mus op te rapen, nu vind je ze niet meer.

Hoewel ik stevig veldwerk niet schuw, stuitte actief verzamelen van schaamluizen op bezwaren van persoonlijke, praktische en ethische aard. Daarom riep ik artsen, poliklinieken en het publiek op om schaamluizen aan het museum te schenken. De media hielpen een handje en medio oktober ontstond er een hype die zelfs internationale aandacht trok: 'Dutch museum hunts elusive crab lice' [Nederlands museum jaagt op ongrijpbare schaamluis] kopten kranten van Moskou tot New York en van Hongkong tot Sydney. Ik zag de potjes met platjes uit alle windstreken al binnenkomen, en hoopte op genoeg materiaal voor een onderzoek naar geografische variatie. Maar nee, ondanks alle media-aandacht bereikte geen enkele schaamluis het museum.

Tot de tweemaandelijkse bijeenkomst van de Rotterdamsche Natuurhistorische Club, een eerbiedwaardig genootschap bestaande uit wat oudere heren - elk met een eigen specialisatie - die elkaar al sinds 1901 wetenswaardigheden uit de levende of dode natuur vertellen. Nico Elfferich (1927) is de huidige insectenman van de club. 'Heb je al schaamluizen?' vroeg hij. Na mijn ontkennende antwoord opende hij een klein houten doosje en gaf me een microscoopglaasje waarop vijf luizen in bruin verhard insluitmiddel waren geconserveerd. De clubleden luisterden geboeid naar het verhaal hoe Nico aan zijn platjes kwam: 'In 1949 was ik een beginnend insectenverzamelaar en wilde alles hebben, ook schaamluizen. Mijn echtgenote had een vriendin, zuster Gijzen, die in Maasoord werkte, het 'gekkenhuis' in Portugaal bij Rotterdam-Zuid. Zij kwam regelmatig schaamluizen tegen bij psychiatrische patiënten die bij opname eerst grondig gewassen moesten worden. Op mijn verzoek verzamelde ze er een paar. Dit zijn ze.' Het glaasje ging samen met een loep de vergadertafel rond.

Het bijna zestig jaar oude preparaat heb ik uiteraard dankbaar in ontvangst genomen, maar waar bleven de schaamluizen van nu? Zijn ze er echt niet meer of neemt niemand de moeite om ze te verzamelen? Op het moment dat ik de hoop op een versdode schaamluis al bijna opgegeven had, belde Anne de Vries, arts belast met infectieziektebestrijding bij de Gemeentelijke Geneeskundige Dienst in Haarlem: 'Afgelopen augustus meldde zich een man met last van beestjes in de schaamstreek. Ik vroeg hem er zelf een paar te verzamelen. Hij kreeg er twee te pakken. Onder de microscoop bleek het om schaamluizen te gaan. Ik ben een beetje bewaarzuchtig en ze staan nu hier op alcohol in mijn kabinetje naast teken, hoofd- en stofluizen. Ik stuur er wel een op.' Ook dokter de Vries bevestigde dat ze bijna nooit meer schaamluizen tegenkomt.
Interessante links:
28 dec 2007 09u20
zie ook rubriek