Na 10 jaar numerus clausus voor studenten geneeskunde maakt het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) de balans van het medisch aanbod in België op. Slechts 65% van de geregistreerde artsen is effectief praktiserend arts. De laatste jaren daalde het aantal praktiserende huisartsen met 7 % terwijl het aantal specialisten stabiel bleef. Meer dan een vierde van de quota voor huisartsen wordt niet ingevuld terwijl het aantal nieuwe specialisten de quota overschrijdt. Het medisch beroep vervrouwelijkt en veroudert. De instroom van buitenlandse artsen neemt toe (12 % van de nieuwe artsen). Het KCE pleit voor een beter onderbouwde planning van het medisch aanbod met op de eerste plaats een meer performante gegevensinzameling.
In 1997 startte de Belgische overheid met de beperking van het aantal medische studenten door een toegangsexamen (Vlaamse Gemeenschap) of door een selectie na het eerste jaar artsen' style='color:#00896e;border-bottom:1px dotted #00896e;'>artsenstudies (Franstalige Gemeenschap). Het doel was om de kosten voor gezondheidszorg onder controle te houden, de zorgkwaliteit te garanderen en het evenwicht te bewaren tussen de artsendichtheid van de twee Gemeenschappen. De quota (700 van 2004 tot 2011, 833 in 2012 en 975 in 2013) worden elk jaar herzien op basis van een advies van de Belgische Planningcommissie Medisch Aanbod, die hiervoor gebruik maakt van ramingen.
Berekening van de quota
Om de quota te berekenen moet een schatting worden gemaakt van het aantal praktiserende artsen dat in de toekomst nodig zal zijn. Het KCE stelt vast dat het verkrijgen van de nodige data geen sinecure is en dat bij deze berekening bepaalde essentiële gegevens niet gekend zijn of niet meespelen, zoals werkuren en migraties van artsen, technologische vooruitgang, ziektetrends, organisatie van artsenpraktijken, enz. Meer dan een vierde van de quota voor huisartsen wordt niet ingevuld, vooral langs Vlaamse kant. Daarentegen overschrijdt het aantal nieuwe specialisten de quota met bijna 20 % in beide Gemeenschappen, maar meer uitgesproken langs Franstalige kant. De vergrijzing en de vervrouwelijking van het medisch beroep hebben ook een impact op de productiviteit van de artsen, maar de evolutie ervan is nog onbekend. Een derde van de praktiserende artsen is momenteel een vrouw. Bij de jongere generatie bedraagt dit aandeel al het dubbele. Bijna de helft van de praktiserende artsen is ouder dan vijftig.
Sommige Europese landen beperken de toegang tot medische studies of het opstarten van artsenpraktijken. Frankrijk en Nederland versoepelen momenteel hun numerus clausus en verhogen zelfs het aantal toegelaten studenten en artsen. De openstelling van de Europese grenzen en de erkenning van andere Europese diploma's zorgt voor een toename van buitenlandse artsen in België (12% van de nieuwe artsen in 2006). De Belgische specialisatie- en vestigingsquota gelden alleen voor de artsen met een Belgisch diploma. Ze zijn op buitenlandse studenten niet van toepassing. Deze kunnen zich onbeperkt specialiseren en vestigen als arts. Deze belangrijke impact op het artsenaanbod moet verder goed opgevolgd worden.
Nut van een Belgische numerus clausus
Als argument voor de numerus clausus wordt vaak het fenomeen van de "supplier induced demand " of aanbodgestuurde vraag ingeroepen. Dat fenomeen betekent dat artsen bij patiënten meer zullen aansturen op bijkomende consultaties, om zeker te zijn van een voldoende inkomen. Een beperking van het aantal artsen kan daarom nuttig zijn. Het KCE heeft onderzocht of die relatie inderdaad bestaat bij de ambulante medische praktijk van huisartsen en specialisten. Het constateert dat dit fenomeen zich in België bij de specialisten inderdaad voordoet. Bij de huisartsen is het bestaan van die relatie minder overtuigend.
Volgens de ramingen zullen de huidige quota het verschil in artsendichtheid tussen de twee Gemeenschappen in theorie geleidelijk wegwerken tegen 2030 (huisartsen) en 2040 (specialisten) en het totale aantal artsen stabiliseren tot het niveau van de Vlaamse Gemeenschap, dat geldt als maatstaf.
Een nationaal kader en een performante databank
De planning van het medisch aanbod handelt niet alleen over het aantal toegelaten artsen, maar ook over de gewenste beschikbaarheid, kwaliteit en toegankelijkheid van de medische zorg, enz.. Het is uiteindelijk een politieke beslissing. Het KCE is voorstander van een nog beter wetenschappelijk onderbouwde planning binnen de huidige Belgische Planningcommissie Medisch aanbod. De versnelling van het op sporen zetten van het zogenaamde Kadaster medische beroepen met betere en meer geactualiseerde gegevens is een noodzaak. Het moet de Planningcommissie in staat stellen om zich vlot aan te passen aan een snel veranderend gezondheidszorgsysteem.
Berekening van de quota
Om de quota te berekenen moet een schatting worden gemaakt van het aantal praktiserende artsen dat in de toekomst nodig zal zijn. Het KCE stelt vast dat het verkrijgen van de nodige data geen sinecure is en dat bij deze berekening bepaalde essentiële gegevens niet gekend zijn of niet meespelen, zoals werkuren en migraties van artsen, technologische vooruitgang, ziektetrends, organisatie van artsenpraktijken, enz. Meer dan een vierde van de quota voor huisartsen wordt niet ingevuld, vooral langs Vlaamse kant. Daarentegen overschrijdt het aantal nieuwe specialisten de quota met bijna 20 % in beide Gemeenschappen, maar meer uitgesproken langs Franstalige kant. De vergrijzing en de vervrouwelijking van het medisch beroep hebben ook een impact op de productiviteit van de artsen, maar de evolutie ervan is nog onbekend. Een derde van de praktiserende artsen is momenteel een vrouw. Bij de jongere generatie bedraagt dit aandeel al het dubbele. Bijna de helft van de praktiserende artsen is ouder dan vijftig.
Sommige Europese landen beperken de toegang tot medische studies of het opstarten van artsenpraktijken. Frankrijk en Nederland versoepelen momenteel hun numerus clausus en verhogen zelfs het aantal toegelaten studenten en artsen. De openstelling van de Europese grenzen en de erkenning van andere Europese diploma's zorgt voor een toename van buitenlandse artsen in België (12% van de nieuwe artsen in 2006). De Belgische specialisatie- en vestigingsquota gelden alleen voor de artsen met een Belgisch diploma. Ze zijn op buitenlandse studenten niet van toepassing. Deze kunnen zich onbeperkt specialiseren en vestigen als arts. Deze belangrijke impact op het artsenaanbod moet verder goed opgevolgd worden.
Nut van een Belgische numerus clausus
Als argument voor de numerus clausus wordt vaak het fenomeen van de "supplier induced demand " of aanbodgestuurde vraag ingeroepen. Dat fenomeen betekent dat artsen bij patiënten meer zullen aansturen op bijkomende consultaties, om zeker te zijn van een voldoende inkomen. Een beperking van het aantal artsen kan daarom nuttig zijn. Het KCE heeft onderzocht of die relatie inderdaad bestaat bij de ambulante medische praktijk van huisartsen en specialisten. Het constateert dat dit fenomeen zich in België bij de specialisten inderdaad voordoet. Bij de huisartsen is het bestaan van die relatie minder overtuigend.
Volgens de ramingen zullen de huidige quota het verschil in artsendichtheid tussen de twee Gemeenschappen in theorie geleidelijk wegwerken tegen 2030 (huisartsen) en 2040 (specialisten) en het totale aantal artsen stabiliseren tot het niveau van de Vlaamse Gemeenschap, dat geldt als maatstaf.
Een nationaal kader en een performante databank
De planning van het medisch aanbod handelt niet alleen over het aantal toegelaten artsen, maar ook over de gewenste beschikbaarheid, kwaliteit en toegankelijkheid van de medische zorg, enz.. Het is uiteindelijk een politieke beslissing. Het KCE is voorstander van een nog beter wetenschappelijk onderbouwde planning binnen de huidige Belgische Planningcommissie Medisch aanbod. De versnelling van het op sporen zetten van het zogenaamde Kadaster medische beroepen met betere en meer geactualiseerde gegevens is een noodzaak. Het moet de Planningcommissie in staat stellen om zich vlot aan te passen aan een snel veranderend gezondheidszorgsysteem.