40 miljoen voor infectiebeheersing in rusthuizen

De laatste jaren is de prevalentie van MRSA (de beruchte ‘ziekenhuisbacterie’) bij ouderen in rustoorden en rust- en verzorgingstehuizen gestegen van 4,5% naar 19% van de populatie. Om het tij te keren werkte een werkgroep binnen de Fod volksgezondheid een kwaliteitsbeleid inzake infectiebeheersing uit. Centraal daarin staan de Coördinerend en Raadgevend Arts (CRA), meestal een huisarts, samen met de hoofdverpleegkundige van de instelling. Per 30 bedden moet er ook een ‘liasonpersoon’ komen. De bijkomende verpleegkundige inzet en een verdubbeling van de uitgaven voor verzorgingsmateriaal doen het prijskaartje van dit kwaliteitsbeleid oplopen tot 40 mijloen. Een bericht in het medische weekblad de Huisarts.
Professor huisartsgeneeskunde Frank Buntinx (KU-Leuven) licht het plan van Volksgezondheid toe in de huisarts. De multidisciplinaire werkgroep bij de federale overheidsdienst volkgezondheid nam het kwaliteitsbeleid inzake infectiebeheersing in rvt’s en Rob’s onder de loupe. De commissie hangt af van het Belgian antibiotic policy coordination committee (Bapcoc) van professor Herman Goossens. Aanleiding om de commissie anderhalf jaar geleden op te richten was de mrsa-problematiek. Want hoewel er grote verschillen zijn tussen instellingen is mrsa toch vrij massaal aanwezig in de meeste rustoorden. Er zijn ook flinke schommelingen in de tijd. Volgens professor Buntinx komt MRSA vooral voor bij ouderen die na een recente ziekenhuisopname opnieuw in het rustoord belanden. Recent antibioticagebruik en urinewegproblemen zorgen eveneens voor een vlotte verspreiding van de bacteriën. Ligt een oudere op een gemeenschappelijke kamer met verschillende bedden en een positieve kamergenoot dan verzesvoudigt zijn/haar kans op MRSA. Ook mensen met doorligwonden en een beperkte mobiliteit lopen een hoger risico. Follow-up onderzoek over een periode van drie jaar toont overigens aan dat dragers van MRSA 1,4 maal meer kans lopen op overlijden dan niet-dragers. Die extra sterfte is vooral het gevolg van infecties. Al sinds 2005 hanteert ons land richtlijnen voor de aanpak van MRSA in instellingen. Een goede hygiëne, handen wassen en het gebruik van alcohol-gels vormen daarvan de basis.

Hoe kunnen zorginfecties en epidemieën voorkomen en/of zo optimaal mogelijk aangepakt worden? Dokter Buntinx in de Huisarts: “Het is duidelijk dat de individuele huisarts in het rusthuis verantwoordelijk is voor de individuele medische zorg aan ouderen. Net zoals thuis. Tegelijk is het echter ook zo dat in een rvt een groot aantal mensen samenleven op een beperkte oppervlakte. Qua zorg overstijgt dit het individuele niveau. Het meest typische voorbeeld hiervan is de controle en preventie van epidemieën. Hiervoor is een populatiegerichte benadering, een gestructureerde aanpak, planning en eenheid van aanpak noodzakelijk. Het gaat dan om maatregelen op groepsniveau. Bij een pokkenepidemie is het bijvoorbeeld uitgesloten dat elk individu zijn zin doet.”

De werkgroep is van oordeel dat de cra en de hoofdverpleegkundige -of een gespecialiseerde verpleegkundige- de leiding moeten nemen. Samen vormen ze het team zorginfectiebeleid.

Professor Buntinx wil het team belasten met de toepassing en eventuele aanpassing van terzake geldende nationale richtlijnen, het moet ook kwaliteitsbevorderende initiatieven nemen enz. Prof. Buntinx in de Huisarts: “De cra leidt het team en staat in voor de praktische aanpak. De huisartsen melden hem zo snel mogelijk alle zorginfecties. Hij houdt daarvan een register bij, maakt een jaarverslag op, kan testen aanvragen –eventueel bij één lab zodat een bevoorrechte relatie ontstaat-, screent de bewoners indien nodig en overlegt met huisartsen, verpleegkundigen enzoverder. Ook het toezicht over een uniform antibioticabeleid neemt de CRA voor zijn rekening.”

Om de communicatie met de eenheden in instellingen met meer dan 90 bedden te verbeteren en om infectieproblemen te signaleren wil de werkgroep per schijf van 30 bedden een “liasonpersoon” voorzien. Verder moet er in elk rusthuis een Comité voor zorginfectiebeleid komen waarvan de CRA, de verpleegkundige, één tot drie huisartsen, een afgevaardigde van de directie enzoverder deel uitmaken. Die commissie komt minstens jaarlijks samen en zet de bakens uit voor het zorginfectiebeleid. Buntinx bepleit ook jaarlijkse regionale bijeenkomsten van CRA’s en verpleegkundigen. Bij die gelegenheden kunnen afspraken gemaakt worden voor continue kwaliteitsbevordering. Volgens de Leuvense prof. huisartsgeneeskunde gebeurt dat bij voorkeur in wisselwerking met de regionale platformen voor ziekenhuishygiëne.

Koken kost geld
De extra inzet van mensen en middelen in het kader van een kwaliteitsbeleid kost uiteraard geld. Vooral de bijkomende verpleegkundige inzet en een verdubbeling van de uitgaven voor verzorgingsmateriaal doen het prijskaartje oplopen tot circa 40 miljoen euro, aldus de Huisarts. De kostenraming van de werkgroep wil de bijkomende taken van de CRA vergoeden door een verhoogde vergoeding per patiënt per dag. Globaal genomen vergt dit 4,3 miljoen euro extra. De financiering van de supplementaire opdrachten van de verpleegkundige zorgbeleid kost 12,25 miljoen en de verdubbeling van het benodigde verzorgingsmateriaal 16,1 miljoen. Via een forfait per instelling kan voorzien worden in bijkomende opleidingen, goed voor nog eens 1,7 miljoen. Wat dit laatste betreft, denkt men aan een basisopleiding en bijkomende scholing voor CRA’s, verpleegkundigen en liasonpersonen –de basisopleiding zou respectievelijk 12, 20 en 6 uur duren en de bijkomende scholing één uur. Verder betekenen de bijkomende laboratoriumtesten, het wetenschappelijk onderzoek, de honorering van bijeenkomsten enzoverder nog een substantiële meerkost.

Om tot een kwaliteitsvol infectiebeleid in de RVT’s en Rob’s te komen, dringt een wetswijziging zich op. Momenteel gelden hiervoor de bijlagen van het Koninklijk Besluit van 21 september 2004 op de erkenningsnormen van RVT’s. Een aanpassing van de wet vergt een lange mars doorheen de instellingen –lees: adviescommissies. Dat kan dus nog even aanslepen. Wel wijst professor Buntinx er in de Huisarts op dat de vaste commissie en de plenaire vergadering van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen (NRZV) het grotendeels eens zijn met de conclusies.
28 feb 2008 09u44
zie ook rubriek