Tijdens een medisch onderzoek blijkt een twee en een half jaar oud kind van Tsjetsjeense oorsprong seropositief te zijn. De nationale raad van de Orde der Geneesheren vindt niet dat het OCMW hiervan op de hoogte moet zijn. Het OCMW moet enkel de inlichtingen krijgen die nodig zijn voor de verzorging en het welzijn van het kind, aldus de Orde in het medische weekblad de Huisarts.
Een 2,5 jaar oud kind komt samen met zijn moeder in ons land aan. De moeder vraagt het statuut van vluchteling aan. Tijdens een medische controle komt aan het licht dat het kind seropositief is. Moet in zo’n geval het ocmw waarvan moeder en zoon afhangen ingelicht worden? Moet de opvangmoeder ingelicht worden? En hoe zit het met het informeren van de ouders van andere kinderen die samen met het patiëntje geplaatst zijn?
De Orde der Geneesheren probeert een evenwicht te vinden tussen de eerbiediging van het beroepsgeheim, de rechten van de moeder, het streven naar de bescherming en het welzijn van het kind en de vaststelling dat tot vandaag de (inter)nationale literatuur geen gewag maakt van een overdracht van hiv van een kind op een ander kind, bij normale activiteiten.
Het ocmw, aldus het artikel in de arts' style='color:#00896e;border-bottom:1px dotted #00896e;'>huisarts, dat in dit geval optreedt als sociaal zekerheidsorgaan en de kosten voor de diagnose en de behandeling op zich neemt, moet enkel die inlichtingen krijgen die nodig zijn voor de verzorging en het welzijn van het kind. Deze informatie wordt liefst doorgegeven aan een arts verbonden aan het OCMW. Die is immers gebonden aan zijn beroepsgeheim.
Zich baserend op de wet op de patiëntenrechten oordeelt de Orde dat de moeder van het patiëntje duidelijk ingelicht moet worden over de gezondheidstoestand van haar zoontje. Het is vervolgens aan de moeder om eventueel de opvangmoeder in te lichten. Ze kan daartoe echter niet verplicht worden. Bij het inlichten van de opvangmoeder kan eventueel een arts betrokken worden die meteen de informatie kan kaderen.
De ouders van de andere kinderen die door de onthaalmoeder worden opgevangen, hoeven niet ingelicht te worden. Dit naar analogie met de situatie in een school. Ook daar is het deontologisch niet te verantwoorden dat de ouders van andere kinderen ingelicht zouden worden. Het risico van besmetting tussen de kinderen is immers quasi onbestaande, aldus nog de Orde in de huisarts.
De Orde der Geneesheren probeert een evenwicht te vinden tussen de eerbiediging van het beroepsgeheim, de rechten van de moeder, het streven naar de bescherming en het welzijn van het kind en de vaststelling dat tot vandaag de (inter)nationale literatuur geen gewag maakt van een overdracht van hiv van een kind op een ander kind, bij normale activiteiten.
Het ocmw, aldus het artikel in de arts' style='color:#00896e;border-bottom:1px dotted #00896e;'>huisarts, dat in dit geval optreedt als sociaal zekerheidsorgaan en de kosten voor de diagnose en de behandeling op zich neemt, moet enkel die inlichtingen krijgen die nodig zijn voor de verzorging en het welzijn van het kind. Deze informatie wordt liefst doorgegeven aan een arts verbonden aan het OCMW. Die is immers gebonden aan zijn beroepsgeheim.
Zich baserend op de wet op de patiëntenrechten oordeelt de Orde dat de moeder van het patiëntje duidelijk ingelicht moet worden over de gezondheidstoestand van haar zoontje. Het is vervolgens aan de moeder om eventueel de opvangmoeder in te lichten. Ze kan daartoe echter niet verplicht worden. Bij het inlichten van de opvangmoeder kan eventueel een arts betrokken worden die meteen de informatie kan kaderen.
De ouders van de andere kinderen die door de onthaalmoeder worden opgevangen, hoeven niet ingelicht te worden. Dit naar analogie met de situatie in een school. Ook daar is het deontologisch niet te verantwoorden dat de ouders van andere kinderen ingelicht zouden worden. Het risico van besmetting tussen de kinderen is immers quasi onbestaande, aldus nog de Orde in de huisarts.
