Wanneer de Belg bij het ouder worden slechter gaat horen en een hoorapparaat koopt, dan kiest hij dikwijls voor de duurdere soorten. Bovenop het bedrag dat de ziekteverzekering betaalt, legt hij per hoorapparaat vaak tussen de 500 en 1000 € uit eigen portemonnee bij. Dit bedrag wordt verdubbeld indien hij voor beide oren een hoorapparaat wil. Nochtans bieden dergelijke duurdere en meer gesofistikeerde hoorapparaten voor veel patiënten geen duidelijke voordelen. In een studie die het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) samen met de UCL uitvoerde, worden enkele voorstellen gedaan om die situatie te verbeteren.
Meer dan de helft van de mensen na de leeftijd van 60 en meer dan 80% van de zeventig plussers kampt, in meer of mindere mate, met een achteruitgang van het gehoor. Dit probleem kan gedeeltelijk worden verholpen met een hoorapparaat.
In België betaalt de ziekteverzekering bijna 500 € terug voor een hoorapparaat aan één oor en ongeveer 950 € voor hoorapparaten aan beide oren, wat vergelijkbaar is met de buurlanden. In deze forfaitaire terugbetaling zijn ook de diensten van de verkoper van het hoorapparaat inbegrepen, die op voorschrift van de neus,-keel -en oorspecialist een reeks gehoortests uitvoert, de instellingen van het apparaat verzorgt en een apparaat meegeeft dat de drager gedurende enkele weken kan testen. als de patiënt tevreden is over het apparaat zal de neus-, keel -en oorspecialist een voorschrift geven. Daardoor heeft de patiënt dan recht op terugbetaling.
Momenteel zijn er ongeveer 700.000 Belgen die voor terugbetaling in aanmerking zouden kunnen komen en naar schatting zal dit aantal door de veroudering in 2030 tot 1 miljoen stijgen. Jaarlijks schaffen slechts ongeveer 25.000 mensen zich een hoorapparaat aan, dus lang niet iedereen die voor terugbetaling in aanmerking komt koop effectief een hoorapparaat. Meer dan 60% kiest daarbij voor een hoorapparaat aan beide oren.
De ziekteverzekering betaalt jaarlijks 20 miljoen euro voor deze hoorapparaten, of ongeveer 0,1 % van het totale jaarbudget. In vergelijking met andere Europese landen zijn hoorapparaten in België gemiddeld iets duurder, waarschijnlijk door de geringe prijsconcurrentie tussen de 6 fabrikanten en de individuele verdelers. Bovendien blijken de Belgische patiënten vooral te kiezen voor de duurdere hoorapparaten van meer dan 1000 €, dus meer dan tweemaal het bedrag van de terugbetaling, terwijl ze niet noodzakelijk een voordeel halen uit een duurder apparaat. Een belangrijke oorzaak hiervan is dat de Belgische verkoper een percentage krijgt van de prijs van het verkochte hoorapparaat. Hij/zij heeft er dus financieel belang bij om duurdere apparaten aan te prijzen. Om dit te vermijden pleit het KCE ervoor de terugbetaling van de diensten van de verkoper te scheiden van die van het hoorapparaat.
Daarnaast zouden de patiënten verschillende hoorapparaten moeten kunnen uittesten, ook de goedkoopste die geen opleg van de patiënt vereisen. Zo kunnen de patiënten de beste keuze maken in functie van hun financiële situatie, levensstijl en gehoorvereisten.
Tenslotte stelt het KCE voor om door middel van openbare aanbestedingen de fabrikanten van hoorapparaten met elkaar te laten concurreren en zo de prijzen te laten dalen tot het niveau van de buurlanden.
De volledige tekst van de studie is beschikbaar op de website van het KCE: www.kce.fgov.be (rubriek publicaties) onder de referentie KCE Reports vol.91A.
In België betaalt de ziekteverzekering bijna 500 € terug voor een hoorapparaat aan één oor en ongeveer 950 € voor hoorapparaten aan beide oren, wat vergelijkbaar is met de buurlanden. In deze forfaitaire terugbetaling zijn ook de diensten van de verkoper van het hoorapparaat inbegrepen, die op voorschrift van de neus,-keel -en oorspecialist een reeks gehoortests uitvoert, de instellingen van het apparaat verzorgt en een apparaat meegeeft dat de drager gedurende enkele weken kan testen. als de patiënt tevreden is over het apparaat zal de neus-, keel -en oorspecialist een voorschrift geven. Daardoor heeft de patiënt dan recht op terugbetaling.
Momenteel zijn er ongeveer 700.000 Belgen die voor terugbetaling in aanmerking zouden kunnen komen en naar schatting zal dit aantal door de veroudering in 2030 tot 1 miljoen stijgen. Jaarlijks schaffen slechts ongeveer 25.000 mensen zich een hoorapparaat aan, dus lang niet iedereen die voor terugbetaling in aanmerking komt koop effectief een hoorapparaat. Meer dan 60% kiest daarbij voor een hoorapparaat aan beide oren.
De ziekteverzekering betaalt jaarlijks 20 miljoen euro voor deze hoorapparaten, of ongeveer 0,1 % van het totale jaarbudget. In vergelijking met andere Europese landen zijn hoorapparaten in België gemiddeld iets duurder, waarschijnlijk door de geringe prijsconcurrentie tussen de 6 fabrikanten en de individuele verdelers. Bovendien blijken de Belgische patiënten vooral te kiezen voor de duurdere hoorapparaten van meer dan 1000 €, dus meer dan tweemaal het bedrag van de terugbetaling, terwijl ze niet noodzakelijk een voordeel halen uit een duurder apparaat. Een belangrijke oorzaak hiervan is dat de Belgische verkoper een percentage krijgt van de prijs van het verkochte hoorapparaat. Hij/zij heeft er dus financieel belang bij om duurdere apparaten aan te prijzen. Om dit te vermijden pleit het KCE ervoor de terugbetaling van de diensten van de verkoper te scheiden van die van het hoorapparaat.
Daarnaast zouden de patiënten verschillende hoorapparaten moeten kunnen uittesten, ook de goedkoopste die geen opleg van de patiënt vereisen. Zo kunnen de patiënten de beste keuze maken in functie van hun financiële situatie, levensstijl en gehoorvereisten.
Tenslotte stelt het KCE voor om door middel van openbare aanbestedingen de fabrikanten van hoorapparaten met elkaar te laten concurreren en zo de prijzen te laten dalen tot het niveau van de buurlanden.
De volledige tekst van de studie is beschikbaar op de website van het KCE: www.kce.fgov.be (rubriek publicaties) onder de referentie KCE Reports vol.91A.