Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) onderzocht samen met een universitaire onderzoeksgroep (UGent, UZLeuven, KULeuven, ULB en ULg) en het Intermutualistisch agentschap het adequaat gebruik van publieke middelen door de MIC (Maternal Intensive Care) centra. Slechts 40% van de zwangere risicopatiënten wordt effectief opgenomen in een MIC-centrum en de MIC-bedden zijn vaak onderbenut. Een belangrijke oorzaak is de onduidelijke opname -en doorverwijspolitiek.
Sinds 1996 hebben 17 van de 106 Belgische materniteiten MIC-bedden en een dienst voor intensieve neonatale zorg. Het aantal MIC-bedden is onafhankelijk van de grootte van de materniteit en varieert van 8 tot 20 per materniteit. In de praktijk vormen ze geen aparte afdeling, maar zorgen ze voor een bijkomende financiering, waardoor de staf kan worden versterkt met vroedvrouwen die gespecialiseerd zijn in de zorg voor hoogrisicozwangerschappen..
De MIC-bedden zijn bedoeld voor de intensieve observatie van vrouwen met een hoogrisicozwangerschap, voor vrouwen die een hooggespecialiseerde verzorging na de bevalling nodig zullen hebben of wiens baby na de geboorte intensieve neonatale zorg nodig zal hebben. Om verwarring te vermijden met patiënten van de klassieke intensieve zorg diensten spreken de onderzoekers liever van "Intermediate Care" of IC-patiënten.
De wetgever heeft niet precies omschreven welke indicaties moeten leiden tot een opname in een MIC-bed. Het gevolg is dat er tussen de ziekenhuizen grote verschillen bestaan in het opname -en doorverwijsbeleid. Globaal wordt slechts 40% van de IC-vrouwen effectief opgenomen in een MIC-centrum. Voor sommige provincies is het percentage echter veel lager: 15 tot 18 % in Namen, West-Vlaanderen en Luxemburg. Tachtig percent van de zeer prematuur geboren kinderen komen ter wereld in een MIC- centrum, maar er zijn grote verschillen. Sommige provincies registreren een veel lager aantal: van ongeveer 65% in West-Vlaanderen, Henegouwen en Luxemburg tot maar 50% in Namen. Het aantal tranfers van vrouwen van materniteiten zonder MIC-centrum naar materniteiten mét MIC-centrum is relatief laag, behalve voor de universitaire MIC-diensten.
Naast het gebrek aan duidelijke richtlijnen mbt doorverwijzing is er een ongelijke geografische spreiding van de MIC-centra. Ze zijn vooral aanwezig in de grote steden. als risicopatiënten niet door hun arts worden doorverwezen naar een MIC-centrum bevallen ze dichtbij hun woonplaats. Dit kan gevaarlijk zijn, want problemen tijdens en kort na de geboorte zijn meestal dringend.
De MIC-bedden zijn globaal gezien onderbezet, al varieert de bezettingsgraad sterk. MIC-centra krijgen meer te maken met vroeggeboorte, doodgeboorte en meerlingen. In Brussel, Vlaams Brabant en in West-en Oost-Vlaanderen hebben ze minder gegoede patiënten.
Het KCE pleit voor duidelijke indicaties en richtlijnen voor o.a. de huisarts, gynaecoloog en de derdelijnscentra, waarin omschreven wordt wanneer zwangere vrouwen moeten worden doorverwezen naar een MIC-centrum. Daarnaast zouden de MIC-centra moeten zorgen voor een betere registratie van hun patiënten. Op die manier kan men nagaan of de richtlijnen effectief worden opgevolgd. Om de overbrenging van risicopatiëntes naar de MIC-centra te garanderen zouden er financiële sancties of beloningen voor de ziekenhuizen moeten worden voorzien. Verder zou de behoefte aan MIC-bedden aan de hand van een kwalitatieve studie moeten worden onderzocht en aangepast worden aan de reële noden.Tenslotte raadt het KCE aan om de geografische spreiding van de MIC- centra te herzien, zodat de afstanden voor de zwangere vrouwen overal relatief gelijk zijn.
De volledige tekst van de studie is beschikbaar op de website van het KCE: www.kce.fgov.be (rubriek publicaties) onder de referentie KCE Reports vol.94A.
De MIC-bedden zijn bedoeld voor de intensieve observatie van vrouwen met een hoogrisicozwangerschap, voor vrouwen die een hooggespecialiseerde verzorging na de bevalling nodig zullen hebben of wiens baby na de geboorte intensieve neonatale zorg nodig zal hebben. Om verwarring te vermijden met patiënten van de klassieke intensieve zorg diensten spreken de onderzoekers liever van "Intermediate Care" of IC-patiënten.
De wetgever heeft niet precies omschreven welke indicaties moeten leiden tot een opname in een MIC-bed. Het gevolg is dat er tussen de ziekenhuizen grote verschillen bestaan in het opname -en doorverwijsbeleid. Globaal wordt slechts 40% van de IC-vrouwen effectief opgenomen in een MIC-centrum. Voor sommige provincies is het percentage echter veel lager: 15 tot 18 % in Namen, West-Vlaanderen en Luxemburg. Tachtig percent van de zeer prematuur geboren kinderen komen ter wereld in een MIC- centrum, maar er zijn grote verschillen. Sommige provincies registreren een veel lager aantal: van ongeveer 65% in West-Vlaanderen, Henegouwen en Luxemburg tot maar 50% in Namen. Het aantal tranfers van vrouwen van materniteiten zonder MIC-centrum naar materniteiten mét MIC-centrum is relatief laag, behalve voor de universitaire MIC-diensten.
Naast het gebrek aan duidelijke richtlijnen mbt doorverwijzing is er een ongelijke geografische spreiding van de MIC-centra. Ze zijn vooral aanwezig in de grote steden. als risicopatiënten niet door hun arts worden doorverwezen naar een MIC-centrum bevallen ze dichtbij hun woonplaats. Dit kan gevaarlijk zijn, want problemen tijdens en kort na de geboorte zijn meestal dringend.
De MIC-bedden zijn globaal gezien onderbezet, al varieert de bezettingsgraad sterk. MIC-centra krijgen meer te maken met vroeggeboorte, doodgeboorte en meerlingen. In Brussel, Vlaams Brabant en in West-en Oost-Vlaanderen hebben ze minder gegoede patiënten.
Het KCE pleit voor duidelijke indicaties en richtlijnen voor o.a. de huisarts, gynaecoloog en de derdelijnscentra, waarin omschreven wordt wanneer zwangere vrouwen moeten worden doorverwezen naar een MIC-centrum. Daarnaast zouden de MIC-centra moeten zorgen voor een betere registratie van hun patiënten. Op die manier kan men nagaan of de richtlijnen effectief worden opgevolgd. Om de overbrenging van risicopatiëntes naar de MIC-centra te garanderen zouden er financiële sancties of beloningen voor de ziekenhuizen moeten worden voorzien. Verder zou de behoefte aan MIC-bedden aan de hand van een kwalitatieve studie moeten worden onderzocht en aangepast worden aan de reële noden.Tenslotte raadt het KCE aan om de geografische spreiding van de MIC- centra te herzien, zodat de afstanden voor de zwangere vrouwen overal relatief gelijk zijn.
De volledige tekst van de studie is beschikbaar op de website van het KCE: www.kce.fgov.be (rubriek publicaties) onder de referentie KCE Reports vol.94A.