Ruim één specialist op ziet beleid Onkelinx niet zitten

Bij de Nederlandstaligen loopt dat op tot twee op de vijf (41 procent). Dokters die een privé- én een ziekenhuispraktijk combineren en ‘intellectuele’ specialismen zijn het meest negatief. Dat blijkt uit een exclusieve peilingvan Trends voor Specialisten.
Wachten
Is minister onkelinx erin geslaagd barričres tot de gespecialiseerde geneeskunde, leeftijdsgrenzen bijvoorbeeld, te vermijden of uit de weg te ruimen? Een derde 34%) van de bevraagde specialisten denkt van niet. Ze zijn hierover ‘tamelijk’ tot ’zeer’ negatief. De verdeeldheid is groot want evenveel artsen (35%) is van mening dat het hiermee nog wel los loopt. Bij de Franstalige artsen is bijna twee op de vijf die mening toegedaan.

als er volgens de beroepsgroep één probleem is dan zijn het wel de wachtlijsten en wachttijden voor specialismen zoals psychiatrie' style='color:#00896e;border-bottom:1px dotted #00896e;'>kinderpsychiatrie, psychiatrie en oftalmologie. Meer dan de helft van de specialisten (52%) evalueert het beleid van minister onkelinx op dit vlak als ‘tamelijk’ tot ‘zeer’ negatief. Amper 8% vindt,dat de PS-politica op dit vlak al stappen heeft ondernomen. Bij de Nederlandstalige dokters brokkelt dat percentage zelfs af tot 5%.

Enveloppe
Uitgezonderd voor therapeutisch zeer belangrijke geneesmiddelen, stelt het riziv elk acuut ziekenhuis sinds 1 juli 2006 een om de zes maand te herziene forfai taire vergoeding voor farmaceutische specialiteiten ter beschikking, ongeacht het reele verbruik. Deze enveloppe vervangt de betaling per geneesmiddel. Onkelinx voorganger op Sociale Zaken Rudy Demotte voerde het systeem in.

Nooit werd echter gevraagd wat de voorschrijvende specialist daarvan denkt. Trends voor Specialisten doet dat nu voor het eerst en de meningen zijn duidelijk verdeeld. Al is het verdict wel overwegend negatief. Twee op de vijf artsen (41%) ervaart het beleid in verband met het geneesmiddelenforfait als tamelijk tot zeer negatief. Een vijfde ziet de enveloppefinanciering wel zitten en 38% heeft geen mening of houdt zich op de vlakte. Er zijn nauwelijks verschillen tussen Nederlands- en Franstaligen.

Verdeeldheid over communautarisering
Traditioneel zijn Nederlandstalige artsen voorstander van communautarisering terwijl dat bij de Franstalige collega’s net andersom is. Deze bevraging leert dat het bij de specialisten niet anders is. Twaalf procent van de Franstalige artsen staat ‘tame - lijk’ tot ‘heel gunstig’ tegenover een splitsing terwijl dat bij de Nederlandstaligen oploopt tot 46%.

De roep om een eigen gezondheidszorg is bij de Vlaamse specialisten minder uitgesproken dan bij de Vlaamse huisartsen - peilingen toonden aan dat driekwart van de huisartsen voor is. Maar toch. Globaal genomen staat 29% van de specialisten in België ‘gunstig’ tot ‘zeer gunstig’ tegenover communautarisering. Tweeënveertig procent ziet het niet zitten. Zoals hoger aangehaald verschilt de situatie sterk in het noorden en het zuiden.

Dat vooral meer intellectuele specialismen (34%) pro een splitsing zijn, is niet zo verwonderlijk. Dat de vraag minder leeft in eerder technisch gerichte vakgebieden (25%) evenmin. Artsen die zowel in het ziekenhuis als in een privepraktijk actief zijn, staan eerder tot tamelijk gunstig tegenover communautarisering (36%) verge leken met collega's die uitsluitend inhet ziekenhuis of enkel prive werken.
13 jan 2009 10u14
zie ook rubriek