Het is niet zinvol kinderen na een infectie met het RS-virus standaard te behandelen met ontstekingsremmers. Dit vermindert eventuele luchtwegklachten na een jaar niet. Dat concludeert arts-onderzoeker Marieke Ermers van het UMC Utrecht in haar promotieonderzoek waarover ze publiceerde in het tijdschrift British Medical Journal. Ermers promoveert op 5 juni aan de Universiteit Utrecht.
Een infectie met het respiratoir syncytieel (RS) virus is de belangrijkste reden dat kinderen jonger dan een jaar in het ziekenhuis terecht komen. De helft van de kinderen houdt na de infectie met dit verkoudheidsvirus klachten zoals een piepende ademhaling. Die klachten zijn misschien te voorkomen door al tijdens de RS-virusinfectie te beginnen met ontstekingsremmende medicijnen.
arts-onderzoeker Marieke Ermers testte dit door 119 kinderen na een RS-virusinfectie gedurende drie maanden te behandelen met een corticosteroďdenspray. In het jaar erna vergeleek zij de luchtwegklachten in deze groep met 124 kinderen die geen preventieve medicijnen ontvingen.
De behandeling had een gunstig effect, maar dat was slechts tijdelijk. Gedurende het eerste half jaar na behandeling hadden kinderen in de behandelde groep ongeveer vijftig procent minder luchtwegklachten. Maar een jaar na de behandeling bleken beide groepen kinderen weer evenveel last te hebben van een piepende ademhaling.
“Tot nu toe was het nut van corticosteroďden bij deze groep kinderen onduidelijk”, stelt Ermers. “Sommige artsen schrijven het erg vaak voor, anderen bijna nooit. Wij hebben voor het eerst laten zien dat de middelen wel degelijk een gunstig effect hebben. Maar omdat het effect slechts tijdelijk en beperkt is, raden we het gebruik niet standaard aan."
Een infectie met RS-virus gaat in de meeste gevallen vanzelf over. als de infectie zich uitbreidt naar lagere luchtwegen kan dat ernstige gevolgen hebben. In Nederland worden jaarlijks – vooral in de winter – 1500 tot 2000 kinderen opgenomen met een RS-virusinfectie. Tien procent van deze kinderen moet op de intensive care behandeld worden. Sterfte door de gevolgen van een RS-virusinfectie is zeer laag.
Marieke Ermers promoveert op 5 juni aan de Universiteit Utrecht. Haar artikel in British Medical Journal verscheen op 31 maart. Epidemioloog dr. Maroeska Rovers, kinderarts dr. Louis Bont en prof. dr. Jan Kimpen van het UMC Utrecht begeleidden haar onderzoek. Het Nederlands AstmaFonds betaalde mee aan het onderzoek.
arts-onderzoeker Marieke Ermers testte dit door 119 kinderen na een RS-virusinfectie gedurende drie maanden te behandelen met een corticosteroďdenspray. In het jaar erna vergeleek zij de luchtwegklachten in deze groep met 124 kinderen die geen preventieve medicijnen ontvingen.
De behandeling had een gunstig effect, maar dat was slechts tijdelijk. Gedurende het eerste half jaar na behandeling hadden kinderen in de behandelde groep ongeveer vijftig procent minder luchtwegklachten. Maar een jaar na de behandeling bleken beide groepen kinderen weer evenveel last te hebben van een piepende ademhaling.
“Tot nu toe was het nut van corticosteroďden bij deze groep kinderen onduidelijk”, stelt Ermers. “Sommige artsen schrijven het erg vaak voor, anderen bijna nooit. Wij hebben voor het eerst laten zien dat de middelen wel degelijk een gunstig effect hebben. Maar omdat het effect slechts tijdelijk en beperkt is, raden we het gebruik niet standaard aan."
Een infectie met RS-virus gaat in de meeste gevallen vanzelf over. als de infectie zich uitbreidt naar lagere luchtwegen kan dat ernstige gevolgen hebben. In Nederland worden jaarlijks – vooral in de winter – 1500 tot 2000 kinderen opgenomen met een RS-virusinfectie. Tien procent van deze kinderen moet op de intensive care behandeld worden. Sterfte door de gevolgen van een RS-virusinfectie is zeer laag.
Marieke Ermers promoveert op 5 juni aan de Universiteit Utrecht. Haar artikel in British Medical Journal verscheen op 31 maart. Epidemioloog dr. Maroeska Rovers, kinderarts dr. Louis Bont en prof. dr. Jan Kimpen van het UMC Utrecht begeleidden haar onderzoek. Het Nederlands AstmaFonds betaalde mee aan het onderzoek.