Onderzoek naar alzheimer in stroomversnelling

Een team van internationale wetenschappers, met onder meer de Vlaamse professor Christine Van Broeckhoven, heeft het onderzoek naar alzheimer in een stroomversnelling gebracht. Er werd ontdekt dat de genen ApoJ, CR1 en PICALM een rol spelen in de aanmaak van het eiwit dat plakken vormt in de hersenen van alzheimerpatiënten. Volgens Van Broeckhoven gaat het om de grootste doorbraak in vijftien jaar.
Na meer dan 10 jaar geraakt het genetische onderzoek naar de ziekte van alzheimer opnieuw in een stroomversnelling. Drie nieuwe risicogenen werden geïdentificeerd in twee internationale studies die samen het dna van 20.000 proefpersonen onderzochten. Dit zijn de grootste studies die tot op heden werden uitgevoerd om genetische risicofactoren te identificeren voor de ziekte van alzheimer. Dit kon enkel gerealiseerd worden door dat onderzoekers van verschillende internationale onderzoeksgroepen hun dna-stalen en gegevens van patiënten en controlepersonen samenbrachten voor analyse. Onderzoekers van het VIB, het Instituut Born-Bunge en de Universiteit Antwerpen, onder leiding van Christine Van Broeckhoven, deden mee met een groep van een 2000-tal Belgische alzheimerpatiënten en controlepersonen.

De drie nieuwe genen – ApoJ, CR1 en PICALM – lijken niet alleen een rol te spelen in de vorming van en het afvoeren uit hersenen van alzheimerpatiënten van het amyloïde-β-eiwit,een sleuteleiwit aanwezig in de hersenen van de patiënten, maar wijzen ook op andere factorendie kunnen bijdragen tot het risico op dementie, namelijk cholesterol en het immuunsysteem. De resultaten worden gepresenteerd in twee wetenschappelijke publicaties in het top vaktijdschrift Nature Genetics, waarvan Christine van Broeckhoven en haar medewerkers coauteurs zijn.

De ziekte van Alzheimer
De ziekte van Alzheimer is een geheugenziekte die tot 70 procent van alle dementerenden treft. In België schat men dat er tot 165.000 dementerenden zijn. De ziekte vernietigt langzaam, stapvoor stap, hersencellen in de diepe delen van de hersenen die instaan voor het geheugen enkennis. Sinds het eerste rapport van de ziekte door Alois Alzheimer, nu 100 jaar geleden, zoeken wetenschappers koortsachtig naar middelen om de ziekte te behandelen.

De vorming van amyloïde plakken speelt een sleutelrol
Genetisch onderzoek in de jaren ‘80 toonde al eerder een direct verband aan tussen het neerslaan van het amyloïde β eiwit in plakken in alzheimerhersenen en het kritisch verlies vaneen grote hoeveelheid hersencellen. Het amyloïde-β-eiwit ontstaat als het door enzymen uit eengroter voorlopereiwit geknipt wordt. In zeer zeldzame gevallen (minder dan 1 op 1000patiënten) komen mutaties voor in dat amyloïde voorlopereiwit, dat hierdoor van vormverandert en anders geknipt wordt. Het gevormde amyloïde-β-eiwit heeft nu andere eigenschappen waardoor het gaat samenklitten en neerslaan in amyloïde plakken. Het ontstaanvan amyloïde plakken in hersenweefsel van alzheimerpatiënten staat centraal in de zoektocht naar een therapie voor de ziekte van Alzheimer. Later werden ook zeldzame mutaties gevondende preseniline eiwitten die een rol hebben in de vorming van amyloïde-β-eiwit. Deze erfelijkefouten aanwezig in jong dementerenden verklaren het ontstaan van de ziekte bij minder dan1% van de Alzheimer patiënten. Toch zijn het deze genetische vindingen die geleid hebben totde eerste inzichten in de biologie van de ziekte waarop de huidige pogingen tot het afremmenvan het celverlies zijn gebaseerd.

Genetische risicofactoren
In de jaren ‘90 werd een eerste genetische risicofactor geïdentificeerd, de E4 genetische variant van het apolipoproteïne E (APOE) eiwit. Dragers van deze variant hadden een verhoogd risico op Alzheimer dementie. De APOE E4 risicofactor speelde een belangrijke rol in 20% of meer vande Alzheimer patiënten. Maar het werd al snel duidelijk dat er nog heel veel meer risicofactorenmet een klein effect op het risico voor Alzheimer dementie bestonden. Hoeveel het er zijn blijft tot op heden een raadsel. Bovendien zijn ze moeilijk op te sporen. Eerste pogingen misluktendan ook.

Genetische zoektocht
In de zoektocht naar genetische risicofactoren spoort men in de DNA code van Alzheimer patiënten systematisch naar verschillen met gezonde controlepersonen, die het verhoogde risico op Alzheimer dementie kunnen verklaren, m.a.w. een genoomwijde zoektocht naar associatie met de ziekte (GWAS = Genomewide Association Study). Een eerste reeks van dergelijk studies in de jaren ’90 bleken onbetrouwbaar omdat ze te kleine groepen van patiënten encontrolepersonen vergeleken. Pas nu, na meer dan 10 jaar, doordat wetenschappersinternationaal hun stalen en gegevens samen hebben gelegd, slaagden men er in om betrouwbare gegevens te produceren voor drie nieuwe Alzheimer risicogenen in tweeonafhankelijke studies met in totaal een 20.000 patiënten en controlepersonen. De Belgischbijdrage heeft hierin een cruciale rol gespeeld vanwege de omvang van de groep patiënten encontrolepersonen, maar eveneens de doorgedreven klinische, biochemische en pathologischekarakterisering van het ziektebeeld door de neurologen van het team van Peter P. De Deyn vande dienst neurologie van het ZNA Middelheim en het Laboratorium voor Neurochemie enGedrag van het Instituut Born-Bunge.