Doctoraten aan het Instituut voor Tropische Geneeskunde

Het Instituut voor Tropische Geneeskunde is bij het grote publiek in ons land vooral bekend doordat het mensen en dieren met tropische ziekten onderzoekt en behandelt. Maar het leidt ook artsen en gezondheidswerkers op, en doet wetenschappelijk onderzoek naar die ziekten; twee terreinen waarop het wereldfaam geniet. Dat leidde deze week tot twee doctoraten, die we hierbij aan u voorstellen.
Hangmatten tegen malaria
Met langwerkend insecticide behandelde hangmatten kunnen een belangrijke bijdrage leveren om malaria onder controle te krijgen in gebieden waar de gebruikelijke middelen slechts een bescheiden effect hebben. Bijvoorbeeld in afgelegen en beboste gebieden van Zuidoost-Azië en Zuid-Amerika. Dat blijkt uit onderzoek in Vietnam door Ngo Duc Thang, die daarmee op 23 september aan het Instituut voor Tropische geneeskunde en de Universiteit Antwerpen een doctoraat behaalde.

Malaria is nog steeds de belangrijkste parasitaire ziekte in de wereld, met veel lijden tot gevolg. De Global Malaria Eradication campagne van de Wereldgezondheidsorganisatie startte in het midden van de 20e eeuw, toen insecticiden zoals DDT ter beschikking kwamen, en kon het aantal gevallen van malaria zeer sterk doen dalen. Maar volledig uitroeien lukte niet; integendeel, de ziekte kwam weer opzetten. Vandaag is het officiële doel de ziekte onder controle te houden: de Global Malaria Control Strategy. Alvast in Vietnam deed de nieuwe aanpak het aantal gevallen dramatisch dalen. Dit was mogelijk omdat de politici sterk achter de bestrijding stonden, en dank zij internationale hulp. Daardoor konden de jongste geneesmiddelen, de artemisine-derivaten, al vroeg ingevoerd worden en werden met insecticide behandelde muskietennetten nationaal verspreid.

Malaria is nog steeds een gezondheidsprobleem in Vietnam, maar met 7 gevallen per tienduizend mensen en 25 doden in 2008, op een bevolking van meer dan 80 miljoen mensen, doet Vietnam het helemaal niet slecht.

Ondanks deze successen, blijft malaria een belangrijke ziekte in het grensgebied met Laos en Cambodja en in de centrale hooglanden, waar ongeveer de helft van alle malaria-gevallen en 80% van de sterfgevallen te vinden zijn. Deze afgelegen gebieden zijn bevolkt door etnische minderheden die traditioneel van het woud leven. De belangrijkste overbrenger van de malariaparasiet in die gebieden, de mug anopheles dirus ss, houdt van bossen – én van mensen. Ze leeft en bijt buitenshuis, en bovendien vooral op momenten dat de mensen nog niet in bed liggen. Wat betekent dat bednetten, al dan niet met insecticide behandeld, niet echt veel helpen.

Nieuwe controle-instrumenten, beter aangepast aan deze situatie, zijn nodig. Daarom testten we de doeltreffendheid van insecticide-geïmpregneerde hangmatten met langdurige werking. We kozen voor de Ra-glai, een etnische groep in Ninh Thuan, één van de provincies in Vietnam die het sterkst door malaria getroffen zijn.

Zoals het hoort, namen we eerst de stand van zaken op bij het begin van ons onderzoek. Werken in het woud, gebruik van muskietennetten, etniciteit, leeftijd en opleiding werden bevestigd als risicofactoren voor malaria.

De belangrijkste risicofactor voor malaria bleek echter armoede te zijn: de rijkste groep was maar half zo vaak (8,9%) besmet dan de groep met lagere en middelgrote inkomens (16,6%). Gelukkig is een behandeling niet te duur voor de armen (de overheid biedt ze gratis aan), maar wie ziek is kan niet of nauwelijks werken. De gemiddelde kost van een malaria-episode voor een huishouden wordt geschat op zo’n 12 dollar.

We deelden de bevolking in twintig groepen in, elk ongeveer duizend mensen groot, en lieten het toeval bepalen welke groepen al dan niet behandelde hangmatten kregen. We volgden twee jaar lang hoeveel mensen besmet werden, en hoeveel mensen ziek werden. Dat kon dank zij de hulp van de gezondheidscentra en de dorpsgezondheidswerkers. Die waren opgeleid om sneltests uit te voeren, om een bloeduitstrijkje te maken en om de patiënten voor malaria te behandelen.

Op twee jaar tijd liep het aantal nieuwe gevallen terug van 26 per 1000 personen naar 12 per duizend. Het totaal aantal gevallen zakte van 13,6% naar 4,0% van de bevolking. De nieuwe gevallen daalden dubbel zo sterk in de groep met de behandelde hangmatten. De actie voorkwam ruim tien malariagevallen per duizend inwoners. Gemiddeld, in de zwaarst besmette gebieden was de winst nog driemaal groter.


Geiten een bron van leishmaniase?
Viscerale leishmaniase, ook gekend als kala-azar, is een van de onbekendste maar dodelijkste tropische ziektes. Tot nu toe ging men ervan uit dat mensen de enige besmettingsbronnen zijn van de dodelijke parasiet. Maar nader onderzoek in Nepal door Narayan Raj Bhattarai kwam met een onverwachte mogelijke besmettingsbron: geiten. Als dit klopt, zal de bestrijding van de ziekte op een heel andere manier aangepakt moeten worden. Bhattarai behaalde op 24 september met zijn onderzoek een doctoraat aan het Instituut voor Tropische geneeskunde en de Universiteit Antwerpen.

Kala-azar wordt veroorzaakt door een eencellige parasiet, Leishmania donovani. Die wordt overgedragen door de beet van een bloed-etende zandvlieg. Tot nu toe dacht men dat de zandvlieg de parasiet alleen bij mensen haalde en alleen mensen infecteerde. In zijn onderzoek, wou Bhattarai de ganse parasietcyclus van dichterbij bekijken met een moderne diagnosetechniek: PCR (polymerase-kettingreactie). Die heeft aan een microscopisch spatje dna genoeg om de aanwezigheid van een parasiet aan te tonen.

De grootste concentratie van kala-azar gevallen bevindt zich in het Indische subcontinent. Na jaren van verwaarlozing loopt er eindelijk een regionaal eliminatieprogramma. In de context van een EU-gefinancierd project (www.kalanetproject.org) verzamelde de jonge Nepalese onderzoeker honderden stalen van mensen en dieren in een dorp waar kala-azar voorkomt. Hij vond, zoals verwacht, parasieten in een groot aantal mensen (6%), maar de verrassing kwam toen Bhattarai ook dna van de parasiet aantrof in 16% van de geiten. Toen hij die gevallen in kaart bracht, en ze vergeleek met een kaart van de menselijke besmetting, bleek de aanwezigheid van geïnfecteerde geiten de belangrijkste risicofactor te zijn voor infectie bij de mensen.

“De ontdekking van Bhattarai is een belangrijke mijlpaal in het kala-azar onderzoek, maar veel werk is nu nodig om te bevestigen of de parasieten inderdaad tussen geiten en mensen circuleren. Zo ja, dan heeft dit uiteraard grote gevolgen voor de strategie van de eliminatieprogramma; dan moet je bijvoorbeeld gaan denken aan behandeling van de dieren met insecticiden. Het is zeer moeilijk om dit soort onderzoek te financieren, gezien kala-azar alleen maar de armste van de armste landen treft, en weinig markt vertegenwoordigt voor farmaceutische firma’s. Maar met meer dan 500 000 gevallen wereldwijd, is het onze plicht om dit onderzoek verder te zetten, met alle mogelijke middelen.” Aldus Prof. Jean-Claude Dujardin, diensthoofd van de afdeling Moleculaire Parasitologie op het instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen en leishmaniase- expert.