Dr. Dirk Van Gysel en dr. Elke Govaere (pediaters OLV Ziekenhuis Aalst) hebben, in het kader van hun proefschrift voor het verkrijgen van de graad van Doctor in de Medische Wetenschappen, de voorbije jaren het voorkomen van allergie bij kinderen uit de Aalsterse regio gedocumenteerd. De resultaten van de “Aalst Allergy Study” zijn verbluffend.
De studie brengt voor het eerst voor België prevalenties van sensitisatie en tevens de huidige prevalenties van allergische aandoeningen (astma, eczeem en hooikoorts) bij schoolkinderen in beeld.
allergie is een veel voorkomend probleem in de geïndustrialiseerde wereld, echter met grote verschillen in frequentie van voorkomen tussen verschillende landen.
Een allergische aanleg kan gedocumenteerd worden met huidtesten en/of met gericht bloedonderzoek. Bij een positieve huidtest wordt gesproken van sensitisatie.
De “Aalst Allergy Study” (AAS) brengt voor het eerst voor België prevalenties van sensitisatie en tevens de huidige prevalenties van allergische aandoeningen (astma, eczeem en hooikoorts) bij schoolkinderen in beeld. Onder prevalentie verstaan we het totaal aantal mensen met een ziekte,of aandoening dat op een gegeven tijdstip in de bevolking aanwezig is.
2021 kinderen van de 2de kleuterklas, het 1ste, 3de en 5de leerjaar, en het 1ste middelbaar uit de regio Aalst namen deel aan het onderzoek. De ouders van die kinderen vulden een uitgebreide vragenlijst in en gaven schriftelijke toestemming voor het plaatsen van huidtesten bij hun kinderen.
De globale sensitisatieprevalentie voor de gehele studiepopulatie was 23,9%. Zoals elders in Europa is ook bij ons huisstofmijt (14,4%) het meest voorkomende allergeen, gevolgd door graspollen (10,1%), kat (4,8%), boompollen (3,3%), schimmel (2,9%), hond (2,7%) en kakkerlak (0,5%).
De globale sensitisatieprevalentie nam significant toe met de leeftijd, oplopend van 15,9% in de jongste tot 30,5% in de oudere leeftijdsgroep. De grote sprong in toename van sensitisatie situeerde zich bij de meisjes rond de leeftijd van 8 jaar, terwijl deze bij de jongens pas vanaf 10 jaar werd genoteerd.
In alle leeftijdsgroepen zijn jongens duidelijk frequenter gesensitiseerd dan meisjes. Dit geslachtsverschil was vooral uitgesproken bij de kinderen jonger dan 8 jaar. Bij de kinderen ouder dan 8 jaar bleef het overwicht van de jongens bestaan, maar werd de ratio jongens/meisjes beduidend kleiner.
In verband met allergische klachten werd er navraag gedaan naar eczeem, astma (piepen en kortademigheid) en hooikoortsklachten (neuslast en ooglast).
23,3% van de studiekinderen had ooit eczeem. Sensitisatie kwam significant meer voor in de groep van kinderen die ooit eczeem hadden (33,2%) dan bij de niet-eczeem kinderen (21,0%). Omgekeerd werd geconstateerd dat eczeem anderhalve keer meer voorkwam bij de gesensitiseerde dan bij de niet-gesensitiseerde kinderen.
2,6% van de kinderen had uitsluitend ooglast, 13% uitsluitend neuslast en 7,6% last van neus en ogen. Sensitisatie was aanwezig bij 33,2% van alle kinderen met neuslast en bij 46,2% van alle kinderen met ooglast. De sensitisatieprevalentie bij kinderen met zowel neus- als ooglast liep op tot 70,6%.
Van alle bestudeerde kinderen had 20,3% ooit episodes van piepende ademhaling, 12,5% klachten van kortademigheid en 27,3% symptomen van chronische hoest.
35 tot 40% van de kinderen met luchtwegklachten vertoonde sensitisatie.
Analyse van de groep kinderen ouder dan 6 jaar, die een piepende ademhaling vertoonden op kleuterleeftijd, gaf volgende bevindingen: kinderen met een piepende ademhaling enkel op jonge kleuterleeftijd (transiënte type) vertoonden een significante associatie met kinderopvang, wat een belangrijke rol van virale infecties tijdens de vroege kinderjaren laat vermoeden. Kinderen met persisterend of laattijdig optredend piepende ademhaling bleken meer sensitisatie en andere allergische symptomen (rhinitis, conjunctivitis en eczeem) te vertonen.
Al deze gegevens onderstrepen het belang van het correct diagnosticeren van sensitisatie en allergie, enerzijds om een aangepast therapeutisch advies te kunnen geven en anderzijds om de impact op de gezondheidszorg te kunnen inschatten en opvolgen.
De AAS werd uitgevoerd door dr. Elke Govaere en dr. Dirk Van Gysel, beiden kinderarts in het OLV ziekenhuis te Aalst, in samenwerking met dr. Katia Verhamme, (epidemiologe OLV ziekenhuis Aalst) en prof. dr. Frans De Baets (diensthoofd kinderlongziekten UZ Gent).
allergie is een veel voorkomend probleem in de geïndustrialiseerde wereld, echter met grote verschillen in frequentie van voorkomen tussen verschillende landen.
Een allergische aanleg kan gedocumenteerd worden met huidtesten en/of met gericht bloedonderzoek. Bij een positieve huidtest wordt gesproken van sensitisatie.
De “Aalst Allergy Study” (AAS) brengt voor het eerst voor België prevalenties van sensitisatie en tevens de huidige prevalenties van allergische aandoeningen (astma, eczeem en hooikoorts) bij schoolkinderen in beeld. Onder prevalentie verstaan we het totaal aantal mensen met een ziekte,of aandoening dat op een gegeven tijdstip in de bevolking aanwezig is.
2021 kinderen van de 2de kleuterklas, het 1ste, 3de en 5de leerjaar, en het 1ste middelbaar uit de regio Aalst namen deel aan het onderzoek. De ouders van die kinderen vulden een uitgebreide vragenlijst in en gaven schriftelijke toestemming voor het plaatsen van huidtesten bij hun kinderen.
De globale sensitisatieprevalentie voor de gehele studiepopulatie was 23,9%. Zoals elders in Europa is ook bij ons huisstofmijt (14,4%) het meest voorkomende allergeen, gevolgd door graspollen (10,1%), kat (4,8%), boompollen (3,3%), schimmel (2,9%), hond (2,7%) en kakkerlak (0,5%).
De globale sensitisatieprevalentie nam significant toe met de leeftijd, oplopend van 15,9% in de jongste tot 30,5% in de oudere leeftijdsgroep. De grote sprong in toename van sensitisatie situeerde zich bij de meisjes rond de leeftijd van 8 jaar, terwijl deze bij de jongens pas vanaf 10 jaar werd genoteerd.
In alle leeftijdsgroepen zijn jongens duidelijk frequenter gesensitiseerd dan meisjes. Dit geslachtsverschil was vooral uitgesproken bij de kinderen jonger dan 8 jaar. Bij de kinderen ouder dan 8 jaar bleef het overwicht van de jongens bestaan, maar werd de ratio jongens/meisjes beduidend kleiner.
In verband met allergische klachten werd er navraag gedaan naar eczeem, astma (piepen en kortademigheid) en hooikoortsklachten (neuslast en ooglast).
23,3% van de studiekinderen had ooit eczeem. Sensitisatie kwam significant meer voor in de groep van kinderen die ooit eczeem hadden (33,2%) dan bij de niet-eczeem kinderen (21,0%). Omgekeerd werd geconstateerd dat eczeem anderhalve keer meer voorkwam bij de gesensitiseerde dan bij de niet-gesensitiseerde kinderen.
2,6% van de kinderen had uitsluitend ooglast, 13% uitsluitend neuslast en 7,6% last van neus en ogen. Sensitisatie was aanwezig bij 33,2% van alle kinderen met neuslast en bij 46,2% van alle kinderen met ooglast. De sensitisatieprevalentie bij kinderen met zowel neus- als ooglast liep op tot 70,6%.
Van alle bestudeerde kinderen had 20,3% ooit episodes van piepende ademhaling, 12,5% klachten van kortademigheid en 27,3% symptomen van chronische hoest.
35 tot 40% van de kinderen met luchtwegklachten vertoonde sensitisatie.
Analyse van de groep kinderen ouder dan 6 jaar, die een piepende ademhaling vertoonden op kleuterleeftijd, gaf volgende bevindingen: kinderen met een piepende ademhaling enkel op jonge kleuterleeftijd (transiënte type) vertoonden een significante associatie met kinderopvang, wat een belangrijke rol van virale infecties tijdens de vroege kinderjaren laat vermoeden. Kinderen met persisterend of laattijdig optredend piepende ademhaling bleken meer sensitisatie en andere allergische symptomen (rhinitis, conjunctivitis en eczeem) te vertonen.
Al deze gegevens onderstrepen het belang van het correct diagnosticeren van sensitisatie en allergie, enerzijds om een aangepast therapeutisch advies te kunnen geven en anderzijds om de impact op de gezondheidszorg te kunnen inschatten en opvolgen.
De AAS werd uitgevoerd door dr. Elke Govaere en dr. Dirk Van Gysel, beiden kinderarts in het OLV ziekenhuis te Aalst, in samenwerking met dr. Katia Verhamme, (epidemiologe OLV ziekenhuis Aalst) en prof. dr. Frans De Baets (diensthoofd kinderlongziekten UZ Gent).