Vorsers van het Instituut voor Tropische Geneeskunde zijn op zoek naar onderdelen van het hiv-virus die geschikte doelwitten kunnen bieden voor een aidsvaccin. Tessa Dieltjens vond twee kandidaten die verdere aandacht waard zijn. Ze kreeg er aan de Universiteit Antwerpen een doctoraat voor.
De aids-epidemie is intussen al een kwarteeuw onder ons, maar een vaccin tegen het hiv-virus is er nog steeds niet. Een werkzaam vaccin moet – onder andere – ons immuunsysteem prikkelen om antistoffen te maken, zeg maar chemische wapens met een doelzoekende kop die enkel reageert op een welbepaald stukje op de buitenkant van het virus. Jammer genoeg werken die antistoffen niet meer zodra het virus dat stukje buitenkant van vorm verandert – wat het aidsvirus voortdurend doet.
Af en toe zijn er mensen die antistoffen produceren die tegen een brede waaier van virus-varianten werken. Blijkbaar hebben die een stukje buitenkant tot doelwit genomen dat het virus slechts moeizaam kan veranderen, misschien omdat het nogal essentieel is voor de werking van het virus.
Precies die ‘stabiele’ stukjes buitenkant zijn interessante doelwitten voor een vaccin. Je komt immers niet ver met een vaccin dat het immuunsysteem wapens doet maken met een doelzoeker die al na korte tijd geen doelwit meer vindt, omdat het virus precies dat stukje buitenkant veranderd heeft.
De onderzoekers van het Instituut voor Tropische geneeskunde kennen een paar van die zeldzame patiënten. Dieltjens isoleerde bij twee van hen de antistoffen, en kon via een vernuftige techniek, faag display, de precieze vorm van hun doelzoeker bepalen. Omdat zo’n doelzoeker als handschoen en hand past bij de vorm van zijn doelwit op het virus, wist ze meteen tegen welk stukje virus de antistoffen gericht waren. Die doelwitten blijken op verschillende regio’s op de buitenkant van het hiv-virus te liggen, bijvoorbeeld op de zogenaamde V3 lus, die verantwoordelijk is voor de aanhechting van het virus aan de celmembraan, en op het zogenaamde fusie-eiwit, dat essentieel is voor het versmelten van de virusenvelop met de celmembraan.
Niet dat we nu meteen een vaccin hebben, maar we weten wel meer over welk soort doelwitten interessant zijn, in welke gebieden het de moeite loont om naar nieuwe doelwitten te zoeken, en hoe het virus ze probeert te veranderen. Een vaccin is weer een stap dichterbij.
Af en toe zijn er mensen die antistoffen produceren die tegen een brede waaier van virus-varianten werken. Blijkbaar hebben die een stukje buitenkant tot doelwit genomen dat het virus slechts moeizaam kan veranderen, misschien omdat het nogal essentieel is voor de werking van het virus.
Precies die ‘stabiele’ stukjes buitenkant zijn interessante doelwitten voor een vaccin. Je komt immers niet ver met een vaccin dat het immuunsysteem wapens doet maken met een doelzoeker die al na korte tijd geen doelwit meer vindt, omdat het virus precies dat stukje buitenkant veranderd heeft.
De onderzoekers van het Instituut voor Tropische geneeskunde kennen een paar van die zeldzame patiënten. Dieltjens isoleerde bij twee van hen de antistoffen, en kon via een vernuftige techniek, faag display, de precieze vorm van hun doelzoeker bepalen. Omdat zo’n doelzoeker als handschoen en hand past bij de vorm van zijn doelwit op het virus, wist ze meteen tegen welk stukje virus de antistoffen gericht waren. Die doelwitten blijken op verschillende regio’s op de buitenkant van het hiv-virus te liggen, bijvoorbeeld op de zogenaamde V3 lus, die verantwoordelijk is voor de aanhechting van het virus aan de celmembraan, en op het zogenaamde fusie-eiwit, dat essentieel is voor het versmelten van de virusenvelop met de celmembraan.
Niet dat we nu meteen een vaccin hebben, maar we weten wel meer over welk soort doelwitten interessant zijn, in welke gebieden het de moeite loont om naar nieuwe doelwitten te zoeken, en hoe het virus ze probeert te veranderen. Een vaccin is weer een stap dichterbij.