Speciaal geschoolde deskundigen, bijvoorbeeld medewerkers van consultatiebureaus, kunnen al bij 3-jarige of nog jongere kinderen signalen van autisme herkennen.
Een autismespectrum-stoornis wordt in Nederland vaak pas vastgesteld rond de leeftijd van 4 à 5 jaar of nog later. Het is in veel gevallen echter goed mogelijk om autisme al vóór de leeftijd van 36 maanden te herkennen, zo stelt Gezondheidszorgpsycholoog Iris Servatius-Oosterling.
Vroege herkenning verloopt in twee stappen, via een zogenoemd vroeg-detectieprogramma. De eerste stap is een grove screening aan de hand van acht alarmsignalen, bijvoorbeeld nog geen losse woordjes zeggen met 18 maanden of niet reageren op aangesproken worden bij 12 maanden.
als het kind gedrag vertoont dat overeenkomt met één van de alarmsignalen, is een aanvullende screening met een speciale vragenlijst nodig. Deze tweede stap kan bijvoorbeeld plaatsvinden op het consultatiebureau of bij een centrum voor integrale vroeghulp. als ook deze aanvullende screening positief is, moet een kind worden doorverwezen naar een kinderpsychiatrisch centrum om definitief uitsluitsel te krijgen.
Vroege herkenning
Essentieel voor vroege herkenning is dat artsen - of andere medewerkers van bijvoorbeeld consultatiebureaus - de acht alarmsignalen kennen en dat zij geschoold zijn in het afnemen van de speciale vragenlijst. Daarnaast moeten zij leren een 'klinische blik' te ontwikkelen voor het herkennen van signalen.
Servatius-Oosterling toont aan dat de kans op een diagnose vóór de leeftijd van 36 maanden toeneemt van 5 procent naar bijna 30 procent door scholing, in combinatie met introductie van het vroeg-detectieprogramma. Of de stoornis al zo jong wordt herkend, hangt mede af van de ernst van de beperkingen.
Servatius-Oosterling is werkzaam bij Karakter Kinder- en Jeugdpsychiatrie Universitair Centrum, een samenwerkingsverband van het UMC St Radboud. Servatius-Oosterling promoveert op 14 juni.
Vroege herkenning verloopt in twee stappen, via een zogenoemd vroeg-detectieprogramma. De eerste stap is een grove screening aan de hand van acht alarmsignalen, bijvoorbeeld nog geen losse woordjes zeggen met 18 maanden of niet reageren op aangesproken worden bij 12 maanden.
als het kind gedrag vertoont dat overeenkomt met één van de alarmsignalen, is een aanvullende screening met een speciale vragenlijst nodig. Deze tweede stap kan bijvoorbeeld plaatsvinden op het consultatiebureau of bij een centrum voor integrale vroeghulp. als ook deze aanvullende screening positief is, moet een kind worden doorverwezen naar een kinderpsychiatrisch centrum om definitief uitsluitsel te krijgen.
Vroege herkenning
Essentieel voor vroege herkenning is dat artsen - of andere medewerkers van bijvoorbeeld consultatiebureaus - de acht alarmsignalen kennen en dat zij geschoold zijn in het afnemen van de speciale vragenlijst. Daarnaast moeten zij leren een 'klinische blik' te ontwikkelen voor het herkennen van signalen.
Servatius-Oosterling toont aan dat de kans op een diagnose vóór de leeftijd van 36 maanden toeneemt van 5 procent naar bijna 30 procent door scholing, in combinatie met introductie van het vroeg-detectieprogramma. Of de stoornis al zo jong wordt herkend, hangt mede af van de ernst van de beperkingen.
Servatius-Oosterling is werkzaam bij Karakter Kinder- en Jeugdpsychiatrie Universitair Centrum, een samenwerkingsverband van het UMC St Radboud. Servatius-Oosterling promoveert op 14 juni.