Vlaamse jeugdhulp bereidt intersectorale toegangspoort voor

De Vlaamse jeugdhulpverlening startte onlangs het voorbereidend project voor de unieke Intersectorale Toegangspoort (ITP). Door de invoering van de ITP zal vanaf 2014 alle ingrijpende jeugdhulp enkel toegankelijk zijn via één intersectorale toegangspoort.

Vandaag hanteren de verschillende sectoren (Jongerenwelzijn en Personen met een Handicap) verschillende procedures of hebben andere sectoren (Kind en Gezin e.a.) helemaal geen toegangspoort voor ingrijpende hulpvormen. In de toekomst zal de overgang van rechtstreeks toegankelijke hulp naar de niet-rechtstreeks toegankelijke (de meer ingrijpende hulpvormen) gebeuren via een uniforme procedure binnen een transparant kader en dit voor alle hulpvragers en hulpverleners.

Divers aanbod

Het jeugdhulpaanbod in Vlaanderen is divers. Het gaat van een laagdrempelig, weinig ingrijpend, kortdurend en rechtstreeks toegankelijk aanbod tot erg intensieve, ingrijpende en niet zomaar op vraag van de cliënt toegankelijke hulpverlening. Zes verschillende sectoren bieden jeugdhulp. Ze hebben elk hun eigen subsidiërende en regelgevende administratie en er zijn twee de verantwoordelijke ministers, met name de minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, en de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. De hulpverlening wordt georganiseerd door de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB), het Algemeen Welzijnswerk, Kind en Gezin, de Bijzondere jeugdbijstand, de sector Personen met een Handicap en de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg.

Een einde aan de verkokering

In 1999 stelde het Vlaams Parlement vast dat de verkokering van de jeugdhulpverlening in Vlaanderen negatieve gevolgen heeft. Ze maakt de jeugdhulp voor cliënten ondoorzichtig zodat toeval, meer dan de aard van de problematiek, bepaalt door wie iemand wordt geholpen. Een gebrek aan afstemming leidt in het hulpaanbod tot blinde vlekken en overlappingen. De verkokering van de sectoren riep ook vragen op over de efficiëntie en effectiviteit van de hulpverlening,

Integrale Jeugdhulp heeft er intussen voor gezorgd dat sectoren en administraties meer samenwerken en dat het jeugdhulpaanbod meer overzichtelijk, toegankelijk, vraaggestuurd en subsidiair wordt ingezet. Er is niet voor gekozen om van zes sectoren naar één jeugdhulpsector te gaan.
Intussen zijn de hulpprogramma’s crisisjeugdhulp overal in Vlaanderen operationeel. Nog dit jaar ging extra 500.000 Euro naar de meldpunten. De buffercapaciteit, vereist om in crisissen onmiddellijk te kunnen optreden, is dit jaar uitgebreid. Een recent financieringsbesluit van de Vlaamse regering zal ook de voorzieningen van het VAPH stimuleren tot een groter engagement.

Daarnaast zijn de drie sectoren - Kind en Gezin, CLB en CAW - beter gepositioneerd. De jeugdhulpverlening is via deze sectoren zeer toegankelijk. “Die toegankelijkheid”, aldus Vlaams minister Jo Vandeurzen, “gaan we nog verruimen, in overleg met de netwerken rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp. Vorig jaar en dit jaar hebben we diverse regionale initiatieven gefinancierd die de toegankelijkheid van de jeugdhulpverlening moeten verbeteren voor specifieke doelgroepen. Onze voorkeur gaat uit naar initiatieven die de zorg laten komen uit de samenleving zelf, uit de directe omgeving van wie zorg behoeft. In 2011 komt er een kader voor de financiering van die projecten.”

“Daarnaast hebben we geijverd om een passende oplossing te vinden voor jongeren met een meervoudige problematiek. Het experiment van de ‘knelpuntdossiers’ gaat na hoe we hen met een aanvullend, geïndividualiseerd aanbod op maat kunnen helpen. Net dit soort combinaties van hulp wordt structureel mogelijk via de intersectorale toegangspoort.”
Eind januari 2011 eindigt het evaluatieonderzoek over de uitvoering van het decreet Integrale Jeugdhulp met een symposium. De aanbevelingen die dit symposium oplevert, moeten leiden tot een bijsturing naar nog meer efficiëntie en effectiviteit. Het Vlaams parlement volgt de jeugdhulp ook op via de oprichting van een Commissie Jeugdzorg.

Beleidsprincipes voor de Intersectorale Toegangspoort

De minister hecht veel belang aan vraagsturing. “Als we jongeren maximaal willen helpen tijdens cruciale jaren in hun leven, als we ze willen helpen om mensen te worden die zelfstandig en zoveel mogelijk ook samen met anderen kunnen leven, dan moeten we zorg op maat nastreven. Daarom moeten we de cliënt of gebruiker, de jongeren, hun ouders en andere mensen uit hun leefomgeving betrekken bij de organisatie en het verloop van de jeugdhulpverlening. Dàt is de leidraad voor de reorganisatie van de jeugdhulp zoals we die met de Intersectorale toegangspoort voor ogen hebben.”

Een ander principe is het recht op hulp: “We kunnen er een recht van maken, als we de toegankelijkheid, bereikbaarheid en beschikbaarheid van de hulpverlening vergroten. Voorts is de vermaatschappelijking van jeugdzorg van belang. Om werkelijk zorg op maat te verwezenlijken, moeten we de cliënt, de jongeren, hun ouders en andere mensen uit hun leefwereld maximaal en optimaal betrekken bij de hulpverlening. Zorg mag niet alleen in het mandje liggen van de hulpverlening liggen,” aldus nog de minister.
De toewijzing van niet-rechtstreeks toegankelijke hulp verloopt vandaag via twee verschillende, sectoraal aangestuurde ‘toegangspoorten’. We weten onvoldoende of de hulp waarmee een cliënt uitkomt, effectief de meest aangewezen hulp is.

Het opzet van het project Intersectorale Toegangspoort is om in een tijdsspanne van drie jaar beide toegangspoorten door één nieuwe intersectorale te vervangen als overgang tussen de rechtstreeks toegankelijk jeugdhulp en de niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp.
Het project bevat ook een concept voor het inschatten van en omgaan met maatschappelijke noodzaak. Dit concept komt in de plaats van de huidige structuren - het Comité Bijzondere jeugdbijstand, de bemiddelingscommissie - en heeft instanties nodig die oordelen of hulp maatschappelijk noodzakelijk is en of het dossier van de jongere overgemaakt moet worden aan het parket.

De krachtlijnen van het project

-    Eén toegangspoort regelt de toegang tot alle niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp voor minderjarigen. Die toegang verloopt gescheiden van de behandeling van verontrustende situaties die een maatschappelijke noodzaak laten gevoelen en van de toegang tot de gerechtelijke hulpverlening;
-    Er is een scheiding tussen diagnostiek, indicatiestelling en toewijzing. De vragen ‘wat is er aan de hand?’ ‘wat is de remediëring?’ en ‘bij welke hulpverlening of hulpverlener moet je daarvoor terecht?’ zijn voor onafhankelijk werkende instanties;
-    De Intersectorale Toegangspoort veronderstelt sterke netwerken Rechtstreeks Toegankelijke Jeugdhulp (RTJ), die verantwoordelijkheid opnemen in verontrustende situaties – die wat men noemt aanklampend zijn - en die de rol van aanspreekpunt versterken. Voor een succesvolle werking van de Toegangspoort zijn nog meer investeringen in die sectoren en netwerken nodig;
-    De toewijzing gebeurt op een uniforme manier; prioritisering verloopt volgens vastgelegde criteria en in welbepaalde gevallen; ook het beheer van de beschikbare capaciteit is gestandaardiseerd;
-    De administratieve procedures worden vereenvoudigd; we streven naar één elektronisch dossier;
-    We besteden grote zorg aan het hulpverleningstraject van de cliënt/patiënt en aan een maximale betrokkenheid;
We schrijven alle rechtswaarborgen van de cliënt in, bv. het decreet rechtspositie en de wet patiëntenrechten. Ondermeer de bepalingen voor de zogenaamde ‘bijstandspersoon’ stellen we op punt;
-    Een gedeelde regionale verantwoordelijkheid voor de toewijzing van problematische cases die een intersectorale aanpak vereisen.
De integratie van de Intersectorale Toegangspoort in het operationele agentschap Jongerenwelzijn is een logische keuze van gemaakt in het kader van Beter Bestuurlijk Beleid.

21 dec 2010 15u44
meer over
zie ook rubriek